Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.2. Feiten
Gemeente : Haarlem
Sectie en nummer : [nummer]
Groot : 7087 m2
Gebruiker : idem
Zakelijk gerechtigde per 30-12-2016: [belanghebbende] .
3. Omschrijving van het object
Algemeen
Object : Rijksmonumentale kantoorvilla
Bouwjaar : [bouwjaar] .
Oppervlakte : 954 m2 kantoor
(…)
Kwaliteit : Goed.
Ontwerp : [naam 2]
(…)
4. Locatie
(…)
Zeer goed. Aan rand Centrum Haarlem (…)
(…)
5. Bestemming
De bestemming van onderhavig object is: Gemengd, wonen en werken.
6. Courantheid
De courantheid is zeer goed en vergelijkbaar met de vergelijkingsobjecten.
[locatie 1] 1 is de mooiste kantoorvilla van Haarlem.”
2.4. In de brief van het Hof aan de heffingsambtenaar van 11 februari 2019 is onder meer het volgende vermeld:
Deze waarde per m2 ligt lager dan de gemiddelde verkoopprijs per m2 die blijkt uit de genoemde transacties.
dat in het verhuurde deel kantoorruimte [zich] in de kelder bevindt, die minder hoogwaardig is dan de ruimten op de begane grond en de verdiepingen. Een en ander is niet uitgesplitst in de matrix, maar zou voor de ruimten in de kelder tot een lagere waarde per m2 (dan € 1.731,-) leiden en voor de ruimten op de begane grond en de verdiepingen tot een hogere. In het taxatieverslag van [locatie 1] 1 (verhuurd) naar waardepeildatum 1 januari 2016 (…) is dan ook een differentiatie toegepast in de huurwaarden van de verschillende gebruiksruimten. Verder geldt dat het verhuurde deel groter is dan het onverhuurde deel, hetgeen doorgaans leidt tot een lagere waarde per m2.
Voor een lagere waarde per m2 voor het verhuurde deel bestaat in het onderhavige geval echter geen aanleiding. In de eerste plaats bevindt zich in het niet-verhuurde deel geen niet-hoogwaardige kantoorruimte (…). Daarnaast wordt steeds wel gesproken van een leegstaand deel, maar deze term behoeft enige nuancering. In het leegstaande deel worden gedurende het jaar kantoorruimten kortlopend verhuurd aan ZZP’ers en andere ondernemers. (…)
Hof: Cocensus is een gemeenschappelijke regeling van onder meer de gemeente Haarlem] in overeenstemming met de eigenaar een WOZ-leegstandsobject aan. Hierin zitten de m2 die op 1 januari (toestandsdatum) van een belastingjaar niet verhuurd zijn; dit in verband met de aanslag gebruikersbelasting voor de eigenaar. (…)
Bij [locatie 1] 1 is (…) geen sprake van structurele leegstand en uit taxatietechnisch oogpunt geen enkele aanleiding om aan delen van dit object dan lagere waarde toe te kennen (…).
Bovendien zijn de vergelijkingsobjecten, met uitzondering van [locatie 10] , eveneens in lege staat verkocht, zodat ook reeds hierom geen aanleiding tot afwaardering bestaat (…).
(…)
Met betrekking tot de parkeerplaatsen geldt dat deze zijn getaxeerd volgens opgave door de eigenaar. Mochten er bij het leegstaande deel in werkelijkheid echter geen parkeerplaatsen behoren, dan is de waarde per m2 van dit object te bepalen op € 762.000,- / 327 m2 =
€ 2.330,-. Gelet op de omstandigheid dat de gemiddelde verkoopprijs van 8 gemiddeld grotere, leegstaande objecten reeds € 2.396,- bedraagt (…) zou ook de omstandigheid dat deze uit de taxatie van [locatie 1] 1 leekstand moeten worden geëlimineerd niet leiden tot de conclusie dat de waarde te hoog is vastgesteld.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil.
Er dient uitgegaan te worden van een totaal aantal van 954 m2 voor het pand [locatie 1] 1 . De wijze waarop omgegaan wordt met de metrages van dit pand is niet consequent en heeft ook consequenties ten aanzien van de objectafbakening.
Ik stel mij op het standpunt dat het pand (in zijn geheel) gewaardeerd moet worden aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode. Daarbij bepleit ik een kapitalisatiefactor van 9,9. Dit in verband met het leegstandrisico en de onderhoudskosten. Het leegstaande deel staat structureel leeg. Op de peildatum stond het al 5 jaar leeg; er is dus sprake van een leegstandsrisico van 50%.
€ 762.000 te concluderen. Een, zoals de heffingsambtenaar bepleit, in dat geval handhaven van de waarde op € 762.000, doet naar het oordeel van het Hof geen recht aan het taxatierapport waarin, naar mag worden aangenomen niet zonder reden tot een waarde per m² van € 1.731 voor (ook) object ‘deel 2’ is geconcludeerd. Aangenomen mag worden dat daarin alle voor de waardering relevant te achten factoren zijn verdisconteerd, zodanig dat de taxatie voor object ‘deel 2’ op een waarde van € 1.731 per m² uitkwam. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar niet (voldoende) aannemelijk gemaakt waarom voor object ‘deel 2’ niet eveneens een waarde van € 1.731 per m² zou gelden, indien aan dat minder dan 19 parkeerplaatsen worden toegerekend. Nu de waarde van een afzonderlijke parkeerplaats niet in geding is, concludeert het Hof dat de waarde van object ‘deel 2’ nader moet worden vastgesteld op (afgerond) € 636.000 (= 327 x € 1.731 + 7 x € 10.000).
Slotsom4.11. De slotsom is dat de uitspraak op bezwaar en de uitspraak van de rechtbank moeten worden vernietigd en dat de waarde van het object ‘deel 2’ moet worden vastgesteld op € 636.000, met vermindering van de daarop betrekking hebbende aanslag OZB. De waarde van het object ‘deel 1’ wordt gehandhaafd op € 1.168.000.
6.6. Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt de waarde van het object [locatie 1] 1 (verhuurd) - object ‘deel 1’ - vast op € 1.168.000;
- stelt de waarde van het object [locatie 1] 1 (leeg) - object ‘deel 2’ - vast op € 636.000 en vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;