Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen appellanten, ouders van een chronisch ziek kind, en Achmea Zorgverzekeringen N.V. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin hun vorderingen tot opheffing van een loonbeslag en terugbetaling van eerder afgedragen bedragen aan Achmea zijn afgewezen. De achtergrond van het geschil ligt in de terugvordering van een persoonsgebonden budget (PGB) dat aan de appellanten was toegekend voor de zorg van hun kind. Achmea, als rechtsopvolger van Agis Zorgverzekeringen N.V., heeft het vonnis van de kantonrechter geëxecuteerd, wat de appellanten als misbruik van recht beschouwen.
De voorzieningenrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat Achmea geen misbruik van recht maakte door het vonnis van de kantonrechter te executeren. De appellanten betoogden echter dat de kantonrechter een juridische en feitelijke fout had gemaakt door niet voldoende rekening te houden met hun verweer en de bewijsstukken die zij hadden ingediend. Het hof heeft de grieven van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat er inderdaad sprake was van misbruik van recht, voor zover het ging om de executie van het vonnis in strijd met toezeggingen die Achmea had gedaan. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en Achmea verboden om het vonnis van de kantonrechter ten uitvoer te leggen in strijd met haar toezeggingen. De overige vorderingen van de appellanten zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.