Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.Bij die beslissing is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om voeging als belanghebbende in een klachtprocedure van [broer] , [neef A] en [neef M] (hierna gezamenlijk: klagers) tegen [notaris] , notaris te [plaats] (hierna: de notaris).
2.Stukken van het geding
3.Ontvankelijkheid
- verkort weergegeven en voor zover hier van belang - dat (i) de voorzitter van de kamer klachten die naar zijn oordeel kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht zijn, kan afwijzen, (ii) tegen een dergelijke beslissing van de voorzitter verzet kan worden gedaan bij de kamer en (iii) tegen de beslissing van de kamer dat het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond is, geen rechtsmiddel openstaat. Uit genoemde bepalingen van de Wna volgt derhalve dat er geen rechtsmiddel, zoals hoger beroep, tegen de bestreden beslissing open staat. Dit is slechts anders indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken (vgl. hof Amsterdam 7 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:280).