In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een kandidaat-notaris. Klager had op 15 augustus 2016 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die zijn klacht als kennelijk ongegrond had afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de kamer, zoals bepaald in artikel 99 van de Wet op het notarisambt (Wna). Klager stelde dat er sprake was van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel, omdat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen tijdens de zitting van de kamer op 23 mei 2016. Het hof oordeelde echter dat klager wel degelijk in de gelegenheid was gesteld om zijn klacht toe te lichten en dat er geen sprake was van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak.
Het hof heeft ook overwogen dat een motiveringsgebrek geen grond vormt voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod. Gezien deze overwegingen heeft het hof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 18 juli 2016. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en de betrokken rechters hebben de beslissing genomen na zorgvuldige afweging van de ingediende stukken en de pleitnota van de gemachtigde van klager.