ECLI:NL:GHAMS:2019:3427

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
23-003999-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis in verband met ernstige feiten en geschokte rechtsorde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 september 2019 in raadkamer een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren in Tanzania in 1981, is momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan. Het hof heeft het verzoek ontvangen op 2 september 2019 en heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 november 2017, waarin de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren.

Tijdens de behandeling in raadkamer heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.F. van Halderen, gehoord. Het hof overweegt dat de feiten zeer ernstig zijn en dat de rechtsorde geschokt is. De veroordeling tot een lange gevangenisstraf versterkt de ernst van de situatie. Het dossier bevat ernstige bezwaren tegen de verdachte, die een niet ondergeschikte rol in de feiten zou hebben gespeeld. Het hof concludeert dat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen.

Hoewel de reclassering plannen heeft voor de verdachte, wordt dit niet als een bijzondere omstandigheid beschouwd. Het hof betreurt de lange wachttijd voor de inhoudelijke behandeling van de zaak, maar oordeelt dat deze wachttijd niet zo onredelijk is dat het hoger beroep als illusoir moet worden beschouwd. Daarom wijst het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] te Tanzania op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres],
huis van bewaring: Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien het verzoek van 2 september 2019 strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte
.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Noord-Holland locatie Haarlem van 7 november 2017.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 11 september 2019 gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. J.F. van Halderen.

De beoordeling

Het hof overweegt dat er sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. De omstandigheid dat er inmiddels sprake is van een veroordelend vonnis waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, versterkt in dit geval het vorenstaande. Het dossier zoals dit thans voorligt bevat ook nog steeds ernstige bezwaren voor een niet ondergeschikte rol van de verdachte in de feiten waarvan sprake is. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken.
De omstandigheid dat de reclassering plannen heeft voor de verdachte waarmee de verdachte aan de slag wil, is niet als zodanig aan te merken. Het is verder te betreuren dat de inhoudelijke behandeling van de zaak lange tijd op zich laat wachten. Er kan echter niet gezegd worden dat dit zo onredelijk lang is dat om die reden het hoger beroep reeds nu als illusoir zou moeten worden beschouwd en schorsing van de voorlopige hechtenis zou moeten volgen. Het hof zal daarom het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 11 september 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma voorzitter,
mrs. M. Iedema en M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. de Jong als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 11 september 2019,
de advocaat-generaal