2.6.Van de zijde van de oud-notaris zijn eveneens getuigen gehoord die, voor zover van belang, het volgende hebben verklaard.
De getuige [X] :
“In de weken voorafgaand aan ons bezoek aan de Consul in [buitenland] , is door notaris [naam] de conceptakte van onze huwelijkse voorwaarden via de thuisfax naar ons toegezonden. Wij hebben toen samen die akte doorgenomen. Bij die akte zaten ook andere documenten waarin de notaris tekst en uitleg gaf over de inhoud van de huwelijkse voorwaarden. De zogenaamde “belehrung” werd in aparte documenten verstrekt. Dit geldt ook voor de conceptakte die uiteindelijk geleid heeft tot onze huwelijkse voorwaarden, zoals die opgenomen zijn in de akte die door de Consul is gepasseerd. Door de notaris [naam] is in een document dat bij die conceptakte zat, uitgelegd wat koude uitsluiting inhield. In die tijd had ik een functie waardoor ik veel moest reizen. Mijn vrouw onderhield de contacten met notaris [naam] via de fax en wellicht ook telefonisch. De stukken die van notaris [naam] kwamen, werden vervolgens door ons samen besproken. Het ging met name om de koude uitsluiting en die is door ons besproken.
(…)
Volgens mij heeft mevrouw [klaagster] goed begrepen wat koude uitsluiting inhield: voor haar was belangrijk dat bij een eventuele echtscheiding alimentatie betaald zou worden en dat het vermogen uiteindelijk naar de kinderen zou gaan. Ik heb over de koude uitsluiting die in onze huwelijkse voorwaarden was opgenomen nooit met mijn ouders gesproken. Ik heb een vrij schaars contact met mijn ouders. Dit hangt samen met omstandigheden uit het verleden.
Bij de Consul zijn de hoofdpunten door de Consul aan de orde gesteld en toegelicht. Door vragen aan ons beiden te stellen, heeft de Consul zich ervan vergewist dat wij beiden wisten wat wij ondertekenden. In dat gesprek is de koude uitsluiting aan de orde geweest. Dat was het PUNT van de akte. Mij is bekend dat mevrouw [klaagster] een zaak tegen de Nederlandse staat heeft aangespannen, omdat de Consul niets uit de akte zou hebben voorgelezen. In die zaak heeft de Consul een verklaring afgelegd. Voor zover mij bekend is die zaak ingetrokken. Toen de huwelijksrelatie tussen mevrouw [klaagster] en mij minder goed werd, is de koude uitsluiting vaker onderwerp van gesprek geweest. (…)
Tweemaal is veranderen van de huwelijkse voorwaarden expliciet aan de orde geweest:
1. Bij onze terugkeer naar Nederland in 2010. Dat hing samen met de aankoop van de echtelijke woning;
2. In december 2012 heb ik een tijd elders gewoond. In verband met de kinderen ben ik teruggekeerd. Mevrouw [klaagster] had toen contact gehad met een echtscheidingsadvocaat. Als voorwaarde om terug te kunnen keren, werd gesteld dat de koude uitsluiting ongedaan moest worden gemaakt.
(…) Deze productie is gemaakt in de weken voorafgaand aan het bezoek aan de Consul. Deze aantekeningen heb ik gemaakt in verband met de gesprekken die ik met mevrouw [klaagster] had over de huwelijkse voorwaarden. Dit waren mijn aantekeningen van die gesprekken. Uit deze productie blijkt dat er verschillende vormen van huwelijkse voorwaarden zijn besproken door mij en mevrouw [klaagster] .
(…)”
De getuige [getuige 6] voornoemd:
“(…)
In 2002 heb ik de eerste keer gehoord dat mevrouw [klaagster] en de heer [X] huwelijkse voorwaarden hadden. Ik was toen ik dat hoorde niet verbaasd, want ik ben er altijd vanuit gegaan dat hij daarvan niet zou afwijken, van het trouwen onder huwelijkse voorwaarden. Ik wist niet wat de huwelijkse voorwaarden precies inhielden, maar van mevrouw [klaagster] heb ik gehoord dat zij niet in de vermogensopbouw van de heer [X] zou delen. Ik heb dat van mevrouw [klaagster] in 2002 in [buitenland] gehoord.
Dit onderwerp “koude uitsluiting” is ook gespreksonderwerp geweest tussen mevrouw [klaagster] en mij in 2010. Op uw vraag waarom mevrouw [klaagster] haar huwelijksregime toen met mij besprak, antwoord ik dat dit samenhing met het feit dat ik ook een huwelijkscrisis achter de rug had, waar ik goed uitgekomen was. Bovendien was ik toen op bezoek bij de heer [X] en mevrouw [klaagster] , de heer [X] was nog aan het werk, en was ik met mevrouw [klaagster] alleen. Wat koude uitsluiting inhoudt, weet ik tot op de dag van vandaag nog niet exact. Ik had wel van mevrouw [klaagster] begrepen dat zij blij was dat de woning mede op haar naam stond, omdat zij dan zou delen in de waardestijging. Mevrouw [klaagster] en/of de heer [X] hebben mij nooit verteld wat “koude uitsluiting” precies inhield. Mevrouw [klaagster] gebruikte wel de term “koude uitsluiting”. In 2002 heeft mevrouw [klaagster] voor de eerste keer het begrip “koude uitsluiting” genoemd. (…)”
De getuige [getuige 7] voornoemd:
“(…) Voorjaar 1999 werden mijn vrouw en ik opgebeld door de heer [X] en mevrouw [klaagster] met de mededeling dat ze gingen trouwen. Dat was een gesprek tussen mij en mijn vrouw enerzijds en de heer [X] en mevrouw [klaagster] anderzijds. (...) In dat gesprek kwam het volgende aan de orde:
1. [X] wilde eigenlijk niet trouwen;
2. Het kind (zoon [kind] ) zou verzekerd moeten worden via de ziektekostenverzekering van zijn vader;
3. Het vermogen van [X] en het vermogen van de ouders van mevrouw [klaagster] moesten gescheiden blijven, dat was een voorwaarde van [X] onder welke hij wel wilde trouwen;
4. Ik heb mevrouw [klaagster] gevraagd wat zij daarvan vond. Mevrouw [klaagster] was daar niet gelukkig mee, maar omdat het vermogen uiteindelijk toch bij de kinderen terecht zou komen, kon ze er wel mee leven.
Het was een compromis tussen beiden.
Ook van belang was dat mevrouw [klaagster] op die manier in [buitenland] kon blijven.
Het regime waaronder getrouwd wordt, is opnieuw aan de orde geweest in het voorjaar 2001. Ik ben in juni 2001 getrouwd en in dat verband hebben we in het voorjaar 2001 met de heer [X] en mevrouw [klaagster] gesproken over het regime waaronder zij getrouwd waren en waaronder wij zouden gaan trouwen. In dat gesprek is door mevrouw [klaagster] aan mijn vrouw uitgelegd wat “koude uitsluiting” inhield. Zij heeft in dat gesprek ook aangegeven dat de heer [X] en zij onder de huwelijkse voorwaarden, koude uitsluiting, getrouwd waren. Mevrouw [klaagster] heeft vaker bij mij aangekaart dat de heer [X] alles had en zij niks. De term “koude uitsluiting” is daarbij niet genoemd. Ik vond het vreemd dat mevrouw [klaagster] daarover steeds begon tegen mij, ik hield mij er zoveel mogelijk buiten. Het bevorderde niet de sfeer. (…)”
De getuige [getuige 8] voornoemd:
“(…) Uit de agenda van 2006 is mij gebleken dat wij op 24 november 2006 geluncht hebben bij mevrouw [klaagster] thuis. “Wij” waren in dit verband: mevrouw [klaagster] , mevrouw [B] en ik. Alle drie zijn uit Nederland afkomstig. We konden dus Nederlands praten. Tijdens die lunch kwam aan de orde dat mijn huidige partner in een gecompliceerde echtscheiding zat. Ik zei toen dat als ik zou gaan scheiden nergens recht op zou hebben en dat ik hoopte dat hij geld zou geven voor onze zoon. Mevrouw [klaagster] zei toen dat als zij zou gaan scheiden, zij nergens recht op zou hebben. Mevrouw [B] en ik waren zeer verbaasd en wij merkten op dat dat alleen maar kan als je onder huwelijkse voorwaarden bent gehuwd. Mevrouw [klaagster] zei toen dat dat ook zo was, dat ze onder huwelijkse voorwaarden was getrouwd. Mevrouw [B] en ik waren daarover verbouwereerd en vroegen mevrouw [klaagster] waarom dat zo was. Zij gaf toen te kennen dat de heer [X] dat wilde. Ik gaf aan dat ik mij dat niet kon voorstellen, omdat ik zelf ook gescheiden ben en wist dat je alimentatie krijgt voor je kinderen en jezelf gedurende een aantal jaren. Mevrouw [klaagster] heeft toen niet aangegeven dat zij bedoelde dat ze van het vermogen niets zou krijgen. Ze raakte wel erg geëmotioneerd. Mevrouw [B] en ik hebben haar toen gevraagd waarom zij daarover niet met de heer [X] sprak als het haar zo dwars zat en de heer [X] voorstelde daaraan iets te doen. Mevrouw [klaagster] gaf aan dat zij daar een ‘hard hoofd’ in had. Naderhand heb ik daar nooit meer met mevrouw [klaagster] over gesproken. (…)”