ECLI:NL:GHAMS:2017:3174

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
200.213.396/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over tekortkomingen bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een notaris, waarbij zij stelt dat de notaris ernstig tekort is geschoten bij het opstellen en laten verlijden van de akte van huwelijkse voorwaarden. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat, die klaagster niet-ontvankelijk had verklaard. Klaagster heeft op 7 april 2017 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing, en op 24 april 2017 een aanvullend beroepschrift. De notaris heeft op 24 mei 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 22 juni 2017, waar beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Klaagster en haar echtgenoot, de heer X, hebben in 1999 huwelijkse voorwaarden laten opstellen door de notaris, terwijl zij in het buitenland verbleven. De akte is opgemaakt door een consul en bevatte bepalingen over koude uitsluiting. Klaagster heeft in 2015 vernomen dat de huwelijkse voorwaarden niet correct waren vastgelegd, wat leidde tot haar klacht tegen de notaris. Het hof heeft in deze zaak een tussenbeslissing genomen en klaagster toegestaan om getuigen te horen om te bewijzen dat zij pas in juli 2015 op de hoogte was van de tekortkomingen van de notaris.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht beoordeeld aan de hand van de driejaarstermijn zoals vastgelegd in de Wet op het notarisambt. Het hof heeft geconcludeerd dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk kan worden verklaard, tenzij zij kan bewijzen dat zij pas in juli 2015 op de hoogte was van de tekortkomingen. De beslissing van het hof houdt in dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden om deze kwestie verder te onderzoeken, en dat verdere beslissingen worden aangehouden tot na dit verhoor.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.213.396/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/311806 KL RK 16-133
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 augustus 2017
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellante,
gemachtigde: mr. B.G. Baljet, advocaat te Velsen-Zuid,
tegen
mr. [naam],
oud-notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T.P. Hoekstra, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 7 april 2017 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 13 maart 2017 (ECLI:NL:TNORARL:2017:8). De kamer heeft in de bestreden beslissing klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar (bij de kamer op 16 juni 2016 ingediende) klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris)
.
1.2.
Klaagster heeft op 24 april 2017 een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 24 mei 2017 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Op 12 juni 2017 heeft het hof van klaagster aanvullende producties ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 juni 2017. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; beide gemachtigden ieder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Ter zitting heeft klaagster een e-mailbericht van 15 juni 2017 van de kamer overgelegd. Hiertegen is door de notaris geen bezwaar gemaakt. Dit stuk is in het procesdossier opgenomen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
In 1999 verbleven klaagster en haar echtgenoot, [naam] (hierna: [de heer X]), in [buitenland].
3.2.2.
Klaagster en [de heer X] hebben daar voorafgaand aan hun huwelijk besloten huwelijkse voorwaarden op te maken. De notaris heeft de akte van huwelijkse voorwaarden (hierna ook: de akte) opgesteld en, vanwege het verblijf van klaagster en [de heer X] in [buitenland], het zo geleid dat de akte kon worden gepasseerd in [buitenlandse stad].
3.2.3.
Op 13 april 1999 is de akte gepasseerd voor [naam], Consul voor het Consulaat-Generaal der Nederlanden te [buitenlandse stad]. In artikel 1 van de akte is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Er zal tussen de echtgenoten geen gemeenschap van goederen, hoe ook genaamd, bestaan.”
3.2.4.
Op 28 april 1999 zijn klaagster en [de heer X] in [buitenland] gehuwd. De akte is op 31 mei 1999 ingeschreven in het huwelijksgoederenregister.
3.2.5.
De notaris is op 31 augustus 1999 gedefungeerd.
3.2.6.
[de heer X] heeft in 2015 aan klaagster te kennen gegeven van haar te willen scheiden.
In juli 2015 zijn klaagster en [de heer X] daarom een Overleg Scheiding gestart. In dat kader heeft op 7 juli 2015 een zogenaamd “Vijfgesprek” plaatsgevonden.
3.2.7.
In januari 2016 is [de heer X] een echtscheidingsprocedure gestart. Deze procedure loopt nog.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat hij ernstig tekort is geschoten bij het opstellen en laten verlijden van de akte van huwelijkse voorwaarden. Meer specifiek verwijt klaagster de notaris het volgende.
i. De notaris heeft niet onderzocht welke bedoelingen klaagster en [de heer X] hadden met hun huwelijkse voorwaarden.
ii. De notaris heeft de zakelijke inhoud van de akte niet voorgelezen en evenmin een toelichting gegeven op de akte (mondeling noch schriftelijk).
iii. De notaris heeft klaagster niet gewezen op de gevolgen van de akte, noch op de daaraan verbonden risico’s (mondeling noch schriftelijk).
iv. De akte is opgemaakt door een Consul die de akte niet heeft voorgelezen en die een stempel heeft gebruikt met het verkeerde jaartal.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Handelen notaris?
6.1.
Klachtonderdeel iv. richt zich naar het oordeel van het hof niet op het handelen van de notaris, maar op het handelen van de Consul. Dit betekent dat dit klachtonderdeel – nog los van de vraag of dit onderdeel tijdig bij de kamer is ingediend – ongegrond moet worden verklaard.
Driejaarstermijn
6.2.
Ingevolge (het per 1 mei 2016 gewijzigde) artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (Wna) wordt (een klager in) een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de (kandidaat-)notaris waarop de klacht betrekking heeft. Verder bepaalt dit wetsartikel dat de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
6.3.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht omdat – samengevat – klaagster geen beroep toekomt op de uitzonderingsclausule van artikel 99 lid 15 Wna. Ook overigens zag de kamer geen redenen om de klacht van klaagster over het passeren van de in 1999 door haar ondertekende akte aan te merken als tijdig ingediend.
6.4.
Evenals in eerste aanleg stelt klaagster ook in hoger beroep dat de driejaarstermijn niet eerder is gaan lopen dan op 7 juli 2015, de datum waarop de advocaat van klaagster na het “Vijfgesprek” aan klaagster heeft medegedeeld dat zij van de advocaat van [de heer X] heeft vernomen dat klaagster en [de heer X] getrouwd zijn onder huwelijkse voorwaarden, inhoudende uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen zonder enig verrekenbeding (koude uitsluiting). Pas toen is klaagster duidelijk geworden dat de notaris de afspraken tussen haar en [de heer X] over de huwelijkse voorwaarden niet (juist) had opgenomen in de akte.
6.5.
Ten aanzien van klachtonderdelen ii. en iii. overweegt het hof dat klaagster in april 1999 kennis heeft kunnen nemen/genomen van het door haar gestelde ‘nalaten’ van de notaris en dat zij om die reden te laat is met klagen. Klaagster heeft dit ter zitting in hoger beroep ook erkend.
6.6.
Alvorens te beslissen over de ontvankelijkheid van klaagster in klachtonderdeel i., zal het hof ingaan op het ter zitting in hoger beroep door klaagster gedane (specifieke en ter zake dienend) aanbod, te weten door het horen van getuigen te bewijzen dat klaagster pas in juli 2015 op de hoogte is geraakt van het feit dat zij met [de heer X] is getrouwd onder huwelijkse voorwaarden, inhoudende koude uitsluiting.
Conclusie
6.7.
Het hof houdt, in afwachting van de uitkomst van het getuigenverhoor, iedere verdere beslissing aan.
6.8.
Derhalve wordt als volgt beslist.

7.Beslissing

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
- staat klaagster toe door het horen van getuigen te bewijzen dat zij pas in juli 2015 op de hoogte is geraakt van het feit dat zij met [de heer X] is getrouwd onder huwelijkse voorwaarden, inhoudende koude uitsluiting;
- bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in één der zalen van het Paleis van Justitie aan IJdok 20, 1013 MM te Amsterdam, ten overstaan van mr. A.D.R.M. Boumans als raadsheer-commissaris;
- bepaalt dat klaagster het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen uiterlijk 22 augustus 2017 aan de griffie zal opgeven waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
- klaagster dient ten minste veertien dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de getuigen aan de gemachtigde van de notaris en aan de griffier op te geven en voor oproeping van de getuigen zorg te dragen;
- indien de notaris tegenbewijs door middel van het horen van getuigen wenst te leveren, kan dit bij voorkeur in aansluiting op het verhoor van de voor het bewijs gehoorde getuigen plaatsvinden; in dat geval dient de notaris ten minste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de getuigen aan de gemachtigde van klaagster en aan de griffier op te geven en voor oproeping van de getuigen zorg te dragen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.D.R.M. Boumans en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2017 door de rolraadsheer.