In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een notaris, waarbij zij stelt dat de notaris ernstig tekort is geschoten bij het opstellen en laten verlijden van de akte van huwelijkse voorwaarden. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat, die klaagster niet-ontvankelijk had verklaard. Klaagster heeft op 7 april 2017 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing, en op 24 april 2017 een aanvullend beroepschrift. De notaris heeft op 24 mei 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 22 juni 2017, waar beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Klaagster en haar echtgenoot, de heer X, hebben in 1999 huwelijkse voorwaarden laten opstellen door de notaris, terwijl zij in het buitenland verbleven. De akte is opgemaakt door een consul en bevatte bepalingen over koude uitsluiting. Klaagster heeft in 2015 vernomen dat de huwelijkse voorwaarden niet correct waren vastgelegd, wat leidde tot haar klacht tegen de notaris. Het hof heeft in deze zaak een tussenbeslissing genomen en klaagster toegestaan om getuigen te horen om te bewijzen dat zij pas in juli 2015 op de hoogte was van de tekortkomingen van de notaris.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht beoordeeld aan de hand van de driejaarstermijn zoals vastgelegd in de Wet op het notarisambt. Het hof heeft geconcludeerd dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk kan worden verklaard, tenzij zij kan bewijzen dat zij pas in juli 2015 op de hoogte was van de tekortkomingen. De beslissing van het hof houdt in dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden om deze kwestie verder te onderzoeken, en dat verdere beslissingen worden aangehouden tot na dit verhoor.