Op 3 september 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van [X], belanghebbende, tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan belanghebbende was opgelegd op 17 februari 2018. De naheffingsaanslag bedroeg € 50,40, bestaande uit € 1,40 aan parkeerbelasting en € 49 aan kosten voor de naheffingsaanslag. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar van 22 maart 2018. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond op 21 september 2018, waarna belanghebbende hoger beroep instelde op 1 november 2018.
Tijdens de zitting op 27 augustus 2019 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij zijn auto had geparkeerd op een buiten gebruik zijnde uitrit van een bouwkeet, waardoor hij meende gratis te kunnen parkeren. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het Hof bevestigde dat er geen wettelijk voorschrift was dat het parkeren op de betreffende locatie verbood en dat belanghebbende had moeten onderzoeken of er parkeerbelasting verschuldigd was.
Het Hof benadrukte dat de overheid verplicht is om belastingplichtigen duidelijk te informeren over belastbare feiten. Het Hof concludeerde dat de gemeente niet verplicht was om specifieke borden te plaatsen na de functiewijziging van de parkeerplaats. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.