ECLI:NL:GHAMS:2019:32

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2019
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
23-003840-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging voorwaardelijke ISD-maatregel na diefstal in een supermarkt met bijzondere aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in deze zaak hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De zaak betreft een diefstal die plaatsvond op 5 juli 2017 in Amsterdam, waarbij de verdachte blikken bier ter waarde van 1,90 euro heeft weggenomen uit een winkelpand. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.

De rechtbank had eerder een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) opgelegd, maar het hof heeft deze maatregel in voorwaardelijke vorm opgelegd. Dit besluit is genomen op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk in een 24-uurs woonvoorziening verblijft en daar positieve ontwikkelingen vertoont. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de diefstal, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de huidige verbeteringen in zijn leven meegenomen. De verdachte heeft blijk gegeven van motivatie om zijn leven te verbeteren en de hulp van de reclassering te aanvaarden.

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38p, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de ISD-maatregel, waaronder behandeling voor schizofrenie en naleving van afspraken binnen de woonvoorziening. De beslissing van het hof biedt de verdachte een laatste kans om zijn leven op de rails te krijgen, mits hij zich aan de voorwaarden houdt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003840-17
datum uitspraak: 2 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2017 in de strafzaak onder de parketnummers
13-684301-17 en 13-703409-16 (TUL) tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2018 en 19 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 05 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand heeft weggenomen 2, in elk geval een of meer blik(ken) bier (waarde 1,90 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere beslissing dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 05 juli 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand heeft weggenomen blikken bier (waarde 1,90 euro), toebehorende aan [bedrijf].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 bewezen verklaarde veroordeeld en de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van twee jaren opgelegd en heeft afgewezen de vordering van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 28 dagen (parketnummer: 13-703409-16).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde diefstal zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren met bijzondere voorwaarden daaraan verbonden.
De raadsman heeft zich aangesloten bij hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in een supermarkt. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat in elk geval hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 december 2018 is hij eerder veelvuldig ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft kennis genomen van het rapport van reclassering Inforsa van 18 juni 2018 en de update daarvan van 15 oktober 2018, beide opgemaakt door de heer [reclasseringsmedewerker], en van de toelichting daarop van deze reclasseringswerker ter terechtzitting in hoger beroep. Het rapport van 15 oktober 2018 houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Het fysieke toestandsbeeld als gevolg van overmatig alcoholgebruik, is de afgelopen vier maanden aanzienlijk verslechterd, waardoor de heer [naam] niet zelfredzaam was en tevens met politie en justitie in aanraking kwam wegens het plegen van strafbare feiten. Sinds begin oktober 2018 verblijft betrokkene in 24-uurs woonvoorziening [locatie] te Amsterdam. Deze woonvoorziening lijkt hem meer zorg en structuur te bieden, zowel op somatisch- als justitieel vlak. Gezien de korte periode dat de heer [naam] op deze locatie verblijft is het niet met zekerheid te stellen dat betrokkene structureel verbetering in zijn gedrag vertoont en geen strafbare feiten pleegt. Wel lijkt het recidiverisico, gezien de huidige ontwikkelingen, vooralsnog te zijn afgenomen.
De heer [reclasseringsmedewerker] heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat het verblijf van de verdachte in de 24-uurs woonvoorziening [locatie] de verdachte goed doet, nu de verdachte daar persoonlijke woon- en zorgbegeleiding geniet. Hij is vrolijker en beter aanspreekbaar. Daarnaast vertoont de verdachte op somatisch vlak positieve vooruitgang. Dit is onder andere het gevolg van de structuur die de verdachte nu wordt geboden en de stabilisatie van de verdachte. Het is de bedoeling dat het verblijf aldaar niet tijdelijk maar blijvend van aard zal zijn.
Voorts hebben de heer [reclasseringsmedewerker] en de heer [psychiater], psychiater, ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de verdachte medicatie krijgt voor de bij hem gediagnosticeerde schizofrenie. Alhoewel het eerder lastig was deze somatiek onder controle te krijgen in combinatie met de alcoholintoxicatie, vertoont de verdachte thans al langere tijd geen psychotisch gedrag meer en vormt hij op dat gebied niet langer een gevaar voor zichzelf.
Mevrouw [verpleegkundige], werkzaam als verpleegkundige bij [locatie], heeft ter terechtzitting in hoger beroep ter aanvulling daarop medegedeeld dat de verdachte zich begeleidbaar opstelt en afspraken nakomt. Hij maakt gebruik van de faciliteiten die hem door de instelling worden geboden, zoals maaltijden, dagbesteding en de algemene ruimte.
Evenwel wordt door alle reclasseringswerkers, evenals door de verdachte zelf, bevestigd dat alcoholgebruik een aandachtspunt blijft, zij het nu gemonitord binnen [locatie] door middel van gereguleerde inname en alcoholcontroles. De verdachte lijkt zich vooralsnog te houden aan de afspraken die hieromtrent zijn gemaakt. Alhoewel het gebruik overmatig blijft, is het thans gestabiliseerd en loopt het minder vaak uit de hand dan voorheen.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep aangesloten bij hetgeen door de heer [reclasseringsmedewerker] en mevrouw [verpleegkundige] is gezegd en heeft bevestigd dat het aanzienlijk beter met hem gaat sinds hij woont in [locatie], hetgeen hij ook volgens de waarneming van het hof uitstraalt.
Vorenstaande in aanmerking genomen overweegt het hof als volgt.
Voldaan is aan de eisen die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt om een ISD-maatregel te kunnen opleggen. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 11 december 2018 blijkt dat de verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het begaan van het onderhavige feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit arrest bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen, en er zoals ook blijkt uit dit uittreksel ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Echter, gelet op het feit dat de verdachte thans oprecht gemotiveerd lijkt om zijn leven verder op de rails te krijgen en hierbij hulp te aanvaarden, en die hulp in de afgelopen maanden ook daadwerkelijk heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering, zal het hof de verdachte die kans geven en de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen. Het is aan de verdachte om die kans met beide handen aan te grijpen en de thans door hem ingeslagen goede weg te vervolgen.
Het hof acht, alles afwegende, een ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38p, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Ad informandum gevoegde feiten

Het hof stelt vast dat de verdachte de drie ad informandum gevoegde feiten (met parketnummers 13-702780-16, 13-703053-16 en 13-701733-16) heeft ontkend. Gelet hierop zal het hof deze feiten niet betrekken bij het opleggen van de maatregel in deze zaak.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afgewezen omdat de rechtbank aan de verdachte de ISD-maatregel heeft opgelegd en tenuitvoerlegging derhalve niet opportuun is.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu het hof de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm toewijst en de verdachte er baat bij lijkt te hebben zijn verblijf in de woonvoorziening te continueren, acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van de behandelaren van het ACT Team van GGZ In-Geest op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor de bij de veroordeelde gediagnosticeerde schizofrenie;
- dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten de 24-uurs woonvoorziening [locatie], en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde zich zal houden aan alle aanwijzingen die 24-uurs woonvoorziening [locatie] de veroordeelde geeft met betrekking tot verblijfsuren, dagbesteding, controles op alcohol en andere verdovende middelen;
- dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd beschikbaar te stellen voor huisbezoeken in het kader van een meldplicht, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De reclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van voornoemde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 14 juli 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 4 januari 2017, parketnummer 13-703409-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 januari 2019.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003840-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 2 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. F.A. Hartsuiker, raadsheer,
mr. D.G. Oomkes, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [naam] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.