In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen, was beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam, dat hem verbood zich in een bepaald gebied te bevinden. Dit bevel was opgelegd vanwege eerder overlastgevend gedrag van de verdachte. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 maart 2019 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte de Engelse taal onvoldoende beheerst om het gebiedsverbod te begrijpen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte voldoende kennis van de Engelse taal had om het bevel te begrijpen, aangezien hij een kaartje met informatie over het gebiedsverbod had ontvangen en de communicatie in het Engels plaatsvond.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden bevatte zoals vereist door de wet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 februari 2018 om 20:35 uur in Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel om zich uit het overlastgebied te verwijderen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de overtreding en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.