ECLI:NL:GHAMS:2019:3116

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
23-000654-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met wijziging van straf in diefstal met braak

Op 27 augustus 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2018. De zaak betreft een verdachte die samen met een medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot diefstal met braak, specifiek autokraak, door de achterruiten van twee auto’s in te slaan. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere taakstraf van 80 uren gevorderd, terwijl de raadsman om een geldboete heeft verzocht, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de strafoplegging gewijzigd. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, die een positieve ontwikkeling vertonen. Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft het hof besloten om een geldboete op te leggen van € 500,00, in plaats van een taakstraf. Daarnaast is er 10 dagen hechtenis opgelegd, die bij gebreke van betaling kan worden omgezet. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de geldboete, volgens een maatstaf van € 50,00 per dag.

De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verdachte, waarbij de positieve ontwikkeling in zijn leven is meegewogen. Het hof heeft de ernst van de feiten niet onderschat, maar heeft gekozen voor een straf die meer aansluit bij de huidige situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000654-18
datum uitspraak: 27 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-202100-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De raadsman heeft op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de verdachte een geldboete op te leggen, eventueel in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en de medeverdachte hebben zich midden in de nacht tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak (autokraak), door de achterruit van twee auto’s in te slaan. Dit zijn ergerlijke feiten die bij benadeelden niet alleen overlast en negatieve gevoelens veroorzaken, maar vaak ook aanmerkelijke financiële schade.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juli 2019 is hij niet eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven om, anders dan zoals door de politierechter opgelegd en zoals door de advocaat-generaal gevorderd, te komen tot oplegging van een geldboete. Daarbij slaat het hof acht op de door de verdachte en diens raadsman ter terechtzitting in hoger beroep geschetste persoonlijke omstandigheden, die een positieve ontwikkeling laten zien.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 augustus 2019.
Mr. J.D.L. Nuis en mr. M. Jurgens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]