In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft een dwangbevel dat aan belanghebbende was opgelegd voor de betaling van een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2013, inclusief betekeningskosten. De ontvanger had eerder het bezwaar van belanghebbende tegen de betekeningskosten ongegrond verklaard, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar, maar kende geen vergoeding toe voor de kosten van rechtsbijstand ter zitting. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend, aangezien de ontvanger voor de zitting had aangegeven dat hij zijn standpunt had herzien. Het Hof vernietigde de beslissing van de rechtbank omtrent de proceskosten en stelde de kosten voor de bezwaar- en beroepsfase vast op een totaalbedrag van € 1.273. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer de ontvanger zijn standpunt herziet voor de zitting.