ECLI:NL:GHAMS:2019:2868
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake zorgregeling en schriftelijke aanwijzing in familiezaken met betrekking tot minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, met betrekking tot de zorgregeling voor zijn minderjarige dochter en een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI). De ouders, die in 2012 zijn getrouwd en in 2016 zijn gescheiden, hebben gezamenlijk gezag over hun dochter, die bij de moeder woont. De vader heeft in oktober 2018 hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank, waarin zijn verzoeken tot wijziging van de zorgregeling en opheffing van de ondertoezichtstelling zijn afgewezen. De GI heeft op 7 augustus 2018 een schriftelijke aanwijzing gegeven, die de omgang tussen de vader en de dochter per direct stopzette. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de zorgen van de GI over de veiligheid van de minderjarige en de problematiek tussen de ouders. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vader geen belang had bij de beoordeling van zijn verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. Het hof heeft de bestreden beschikking op dit punt vernietigd en het verzoek van de vader toegewezen. In het tweede deel van de zaak heeft het hof de wijziging van de zorgregeling door de GI bekrachtigd, waarbij de omgang tussen de vader en de dochter onder begeleiding van de GI is vastgesteld. Het hof heeft benadrukt dat de ouders moeten samenwerken in het belang van de minderjarige en dat er hulpverlening noodzakelijk is voor beide ouders.