ECLI:NL:GHAMS:2019:2857
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van partneralimentatie en samenwoning in het kader van echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen een man en vrouw die in 2010 zijn gehuwd en op 6 december 2018 zijn gescheiden. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd bepaald dat hij € 1.655,- per maand aan de vrouw moet betalen als uitkering tot levensonderhoud. De man stelt dat de vrouw samenwoont met een nieuwe partner, wat volgens artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek de verplichting tot het betalen van alimentatie beëindigt. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een affectieve relatie van duurzame aard tussen de vrouw en haar nieuwe partner, en dat zij samenwonen. De vrouw heeft dit betwist, maar het hof oordeelt dat de man voorshands heeft bewezen dat er wederzijdse verzorging en een gemeenschappelijke huishouding is. De vrouw is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De beslissing over de alimentatie is aangehouden totdat het tegenbewijs is geleverd. In incidenteel hoger beroep is de wijze van verdeling van de voormalig echtelijke woning aan de orde, waarbij het hof de vrouw in de gelegenheid stelt om zich schriftelijk uit te laten over de actuele stand van zaken.