ECLI:NL:GHAMS:2019:2845

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
23-004127-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke jeugddetentie en verlenging proeftijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot een vordering van de advocaat-generaal. De vordering was gericht op de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke jeugddetentie die eerder was opgelegd aan de veroordeelde, geboren in 1999. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarde om zich te melden bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem. Tijdens de zitting op 18 juli 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd met een jaar te verlengen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een adviesbrief van de Raad voor de Kinderbescherming en een negatieve terugmeldingsrapportage van de Jeugd- en Gezinsbeschermers.

Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen. De veroordeelde heeft aangegeven dat zijn leven is veranderd; hij heeft een eigen bedrijf en is voornemens een nieuwe opleiding te beginnen. Ondanks dat hij zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden, heeft hij gedurende de proeftijd geen strafbare feiten gepleegd. Het hof concludeert dat het tenuitvoerleggen van de voorwaardelijk opgelegde straf thans geen doel meer dient en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af. Tevens ziet het hof geen reden om de proeftijd te verlengen, aangezien deze bijna ten einde is en de veroordeelde geen nieuwe contacten met politie en justitie heeft gehad.

De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. A.M. Kengen niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 juli 2019.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Rekestnummer: 000550-19
Parketnummer: 23-004127-16
Beslissing op de vordering van de advocaat-generaal van 10 mei 2019, ertoe strekkende dat het hof een last tot tenuitvoerlegging zal geven van de voorwaardelijke straf, welke straf is opgelegd bij een onherroepelijk geworden arrest van dit hof van 20 juli 2017, waarbij
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres],
is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 (een) week, met een proeftijd van 2 jaren.
Aan deze voorwaardelijke straf zijn algemene en een bijzondere voorwaarde verbonden. De bijzondere voorwaarde houdt, kort samengevat, in dat de veroordeelde zich meldt bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem.

Inhoud van de vordering

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 18 juli 2019 gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt afgewezen en dat de proeftijd met een jaar wordt verlengd.

Procesverloop

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer, alsmede de adviesbrief van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 mei 2019 en de negatieve terugmeldingsrapportage van de Jeugd- en Gezinsbeschermers van 9 augustus 2019.
Het hof heeft ter terechtzitting van 18 juli 2019 de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord.

Beoordeling

De vordering is tijdig ingediend door de advocaat-generaal.
Uit de negatieve terugmelding van de Raad voor de Kinderbescherming en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht volgt dat de veroordeelde zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden. Het is, dankzij inspanningen en geduld van de Jeugdreclasseerder, slechts een aantal maanden gelukt tot afspraken te komen. Dit bleek geen duurzame oplossing. De veroordeelde gaf aan dat hij vanwege zijn werk geen afspraken kon maken en heeft uiteindelijk aangegeven dat de Jeugdreclasseerder “hem dan maar moet terugmelden”.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft ter terechtzitting de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit.
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben ter terechtzitting inzicht gegeven in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In zijn leven is veel veranderd en het gaat veel beter met hem. Zo heeft hij inmiddels een eigen bedrijf en is hij voornemens een nieuwe opleiding te beginnen. Bovendien heeft de veroordeelde gedurende de proeftijd geen strafbare feiten gepleegd. Dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan zijn meldplicht, was voornamelijk gelegen in het feit dat hij zijn toenmalige werkgever niet op de hoogte wilde stellen van zijn contact met politie en justitie. Hij was op zijn werk niet in de gelegenheid de Jeugdreclasseerder uitgebreid telefonisch te woord te staan, waardoor hij zich ongelukkig heeft uitgedrukt toen hij aangaf hem dan maar terug te melden.
Hoewel op grond van het voorgaande vaststaat dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarde heeft gehouden, ziet het hof in de gewijzigde (persoonlijke) omstandigheden bij de veroordeelde aanleiding de vordering af te wijzen en de veroordeelde een kans te geven zijn nieuw ingezette weg voort te zetten. Het hof is van oordeel dat het tenuitvoerleggen van de voorwaardelijk opgelegde straf thans geen doel meer dient en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof geen reden de proeftijd, die nagenoeg ten einde is
(4 augustus 2019) en waarin de veroordeelde niet opnieuw contact met politie en justitie heeft gehad, met een jaar te verlengen.

Beslissing

Het hof:
Wijst af de vordering van de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. A.M. Kengen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 juli 2019.
Mr. A.M. Kengen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.