ECLI:NL:GHAMS:2019:2834

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
23-002581-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake woninginbraak en voorhanden hebben van een gasbusje

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was eerder veroordeeld voor een vermogensdelict en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 9 juli 2018. De tenlastelegging omvatte een woninginbraak op 27 april 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen twee enveloppen met geld en andere waardevolle spullen heeft weggenomen uit een woning. Daarnaast werd de verdachte verweten een gasbusje voorhanden te hebben, dat bestemd is voor het treffen van personen met verstikkende stoffen, wat valt onder de Wet wapens en munitie.

Tijdens de zitting op 17 juli 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, maar de advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd. De raadsvrouw pleitte voor een taakstraf, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, een gevangenisstraf rechtvaardigen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002581-18
Datum uitspraak: 31 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-669039-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 juli 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (pand [adres 2]) heeft weggenomen twee enveloppen met (in totaal) ongeveer 330 euro en/of 17, in elk geval een of meer enveloppen met daarin kassa- en/of pinbonnen en/of een blik met muntgeld (tussen de 200 en 300 euro), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een deur en/of een slot en/of een kozijn van die woning;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Amsterdam voorhanden heeft gehad een gasbusje, type Euro-Paralisant Original CS-gas, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met (een) verstikkende, weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 april 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (pand [adres 2]) heeft weggenomen twee enveloppen met in totaal 330 euro, 17 enveloppen met daarin pinbonnen en een blik met muntgeld toebehorend aan [slachtoffer], waarbij hij en zijn mededaders zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 27 april 2017 te Amsterdam voorhanden heeft gehad een gasbusje, type Euro-Paralisant Original CS-gas, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met verstikkende, weerloosmakende en traanverwekkende stoffen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt
op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Bovendien veroorzaken woninginbraken maatschappelijke onrust en brengen zij bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid teweeg. Het hof rekent dit de verdachte aan. De politie heeft na de inbraak een gasbusje bij de verdachte aangetroffen. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juli 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, ook ten aanzien van een vermogensdelict, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof ziet geen ruimte voor de door de raadsvrouw bepleite oplegging van een taakstraf en acht, alles afwegende, mede gelet op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P. Greve en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2019.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]