ECLI:NL:GHAMS:2019:2833

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
23-004515-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstallen, heling en verduistering met geslaagd Salduz-verweer en bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere diefstallen en heling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van de terechtzitting op 17 juli 2019 en heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlasteleggingen betroffen onder andere de diefstal van een bromfiets en een zonnebril. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de bromfiets had weggenomen, omdat niet kon worden aangetoond dat hij deze had gestolen. De verdachte had verklaard de bromfiets te hebben gevonden en was van plan deze naar de politie te brengen. Het hof heeft ook geoordeeld dat de bekennende verklaring van de verdachte in de zaak van de zonnebril uitgesloten moest worden, omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om gebruik te maken van zijn recht op consultatiebijstand. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte de diefstal had gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De straf voor andere bewezen verklaarde misdrijven is vastgesteld op zes weken gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004515-18
Datum uitspraak: 31 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2018 in de gevoegde strafzaken onder
de parketnummers 13-198674-18, 13-202012-18, 13-217633-18, 13-219888-18, 13-222627-18 en
13-235078-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Omvang van het hoger beroep

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is blijkens
de akte instellen rechtsmiddel van 17 december 2018 alleen gericht tegen de gevoegde nummers 13/202012-18 en 13/219888-18.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:
Zaak 13-202012-18:
primairhij op of omstreeks 11 oktober 2018 te Amsterdam een bromfiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij op of omstreeks 11 oktober 2018 te Amsterdam, een goed te weten een bromfiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiairhij op of omstreeks 11 oktober 2018 te Amsterdam opzettelijk een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Zaak 13-219888-18:
hij op of omstreeks 5 november 2018 te Amsterdam een zonnebril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Bijenkorf, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak 13-202012-18 meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week met aftrek
in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde vorm van voorarrest en zal worden vrijgesproken voor het in zaak 13-219888-18 ten laste gelegde en dat bepaald zal worden dat een (1) maand gevangenisstraf is opgelegd voor de zaken waarvan de verdachte niet in hoger beroep is gekomen.

Vrijspraak

Zaak 13-202012-18:
primair
Op grond van de aangifte en het verhoor van aangever [slachtoffer 2] gaat het hof ervan uit dat [slachtoffer 2] de betreffende bromfiets op 11 oktober 2018 om ongeveer 06:45 uur bij het Nova Hotel aan de Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam heeft geparkeerd en dat hij op genoemde datum omstreeks 12:30 uur heeft ontdekt dat zijn bromfiets niet meer voor het hotel stond. [slachtoffer 2] heeft bij zijn verhoor verklaard dat hij er achter is gekomen dat hij de sleutels in de bromfiets heeft laten zitten.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de bromfiets op 11 oktober 2018 in de middag tussen zes en zeven uur in Amsterdam Noord heeft gevonden en naar de politie wilde brengen.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die de bromfiets heeft weggenomen bij het Novo Hotel. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het in deze zaak primair ten laste gelegde.
subsidiair
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bromfiets die hij in Amsterdam Noord had gevonden en waarop hij op 11 oktober 2018 omstreeks 20:00 uur reed van een misdrijf afkomstig was. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat de verdachte wetenschap had van de eventuele misdadige herkomst van de bromfiets, en evenmin van een omstandigheid op grond waarvan hij dit redelijkerwijs had moeten vermoeden. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het in deze zaak subsidiair ten
laste gelegde.
meer subsidiair
Op 11 oktober 2018 omstreeks 20:00 uur is de verdachte door verbalisanten staandegehouden terwijl
hij reed op de betreffende bromfiets. Onduidelijk blijft, ondanks het gestelde benzineverbruik,
hoe lang de verdachte op dat moment de bromfiets onder zich had. De verdachte verklaart dat hij
de bromfiets naar een politiebureau wilde brengen, maar dit niet (direct) kon vinden. Voornoemde omstandigheden bieden ruimte te veronderstellen dat de verdachte daadwerkelijk van plan was de bromfiets naar de politie te brengen. Om die reden zal de verdachte ook worden vrijgesproken van
het in deze zaak meer subsidiair ten laste gelegde.
Zaak 13-219888-18:
Het hof is van oordeel - in aansluiting op hetgeen door de advocaat-generaal is geconcludeerd en hetgeen door de verdediging is bepleit - dat de bekennende verklaring van de verdachte van het bewijs dient te worden uitgesloten. Weliswaar is de verdachte op zijn recht op consultatiebijstand gewezen, maar hij
is daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Aangezien het dossier voor het overige slechts een door
het winkelbedrijf opgemaakt aangifteformulier winkeldiefstal bevat alsmede een proces-verbaal van bevindingen waarin is opgenomen dat op de camerabeelden niet te zien is dat de verdachte iets uit het schap met zonnebrillen pakt, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. De verdachte zal om die reden van dit feit worden vrijgesproken.

Toepassing van artikel 423, vierde lid, Sv

Nu het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de in de zaak met parketnummer 13-202012-18 en in de zaak met parketnummer 13-219888-18 tenlastegelegde feiten en de verdachte in hoger beroep hiervan
zal worden vrijgesproken, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 Sv
de straf ten aanzien van de in eerste aanleg bewezen verklaarde misdrijven, te weten de zaken
13-198674-18, 13-217633-18, 13-222627-18 en 13-235078-18, bepalen. Het bewezenverklaarde in voornoemde zaken is gekwalificeerd als diefstal, meermalen gepleegd (het hof begrijpt: telkens diefstal). De rechtbank heeft ter zake van deze feiten, samen met het in de zaken 13-202012-18 en 13-219888-18 bewezenverklaarde (gekwalificeerd als verduistering respectievelijk diefstal) een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 Sr opgelegd. Het hof zal de straf ter zake van het door de politierechter in de zaken 13-198674-18, 13-217633-18, 13-222627-18 en 13-235078-18 bewezenverklaarde bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) weken met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 eerste lid, of artikel 27a Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-202012-18 primair, subsidiair en meer subsidiair en in de zaak met parketnummer 13-219888-18 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in de zaken 13-198674-18, 13-217633-18,
13-222627-18 en 13-235078-18 bewezenverklaarde op een
gevangenisstrafvoor de duur
van zes (6) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2019.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]