ECLI:NL:GHAMS:2019:2767

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
13/684105-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en schorsing in hoger beroep met betrekking tot ernstige verdenking van mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren op 29 augustus 1991, was op dat moment gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol. Het hof heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2019, waarin een bevel tot gevangenhouding was gegeven. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.W. Flokstra, zijn gehoord tijdens de behandeling in raadkamer. De raadsman heeft een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, met name met betrekking tot de poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank had eerder al ernstige bezwaren aangenomen voor de poging tot doodslag. Het hof oordeelt dat de rechtbank vrij stond om deze ernstige bezwaren te heroverwegen, ondanks eerdere beslissingen van het hof. De feiten wijzen op een ernstig geweldsdelict, waarbij de verdachte met een voorwerp op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, wat levensgevaarlijke verwondingen kan veroorzaken.

Het hof concludeert dat er een geschokte rechtsorde is en dat de vrijlating van de verdachte maatschappelijke onrust zou veroorzaken. Bovendien is er recidivegevaar, gezien de aard van het conflict tussen de verdachte en het slachtoffer. Het hof wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat er geen uitzonderlijke persoonlijke belangen zijn aangetoond die een schorsing rechtvaardigen. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de beschikking van de rechtbank af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] op 29 augustus 1991,
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Schiphol,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2019, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. C.W. Flokstra.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Op de vordering inbewaringstelling is het meerdere keren slaan op het hoofd van [slachtoffer] met enig voorwerp opgenomen als primair een poging tot doodslag/zware mishandeling en subsidiair een mishandeling. De rechter-commissaris heeft alleen ernstige bezwaren aanwezig geacht voor de mishandeling. De rechtbank heeft ernstige bezwaren aanwezig geacht voor de poging tot doodslag. De raadsman heeft aangevoerd dat dit niet kan.
Anders dan volgt uit de beschikkingen van het hof van 29 november 2017 ECLI:GHAMS:2017:4995 en ECLI:GHAMS:2017:4996 stond het de rechtbank vrij alsnog ernstige bezwaren voor het primair op de vordering inbewaringstelling vermelde feit aan te nemen. Het bepaalde in artikel 446 Wetboek van Strafvordering staat daaraan niet in de weg.
Met de rechtbank acht het hof ernstige bezwaren aanwezig ten aanzien van het primair op de vordering inbewaringstelling vermelde feit. Verschillende getuigen bevestigen dat aangeefster met een hamer of in elk geval een voorwerp op het hoofd is geslagen. In het algemeen kan gesteld worden dat het slaan met een zwaar voorwerp op het hoofd levensgevaarlijke verwondingen kan veroorzaken. Dat al meerdere malen over en weer aangifte is gedaan, doet aan het voorgaande niet af.
Er is sprake van een verdenking van een buitengewoon ernstig feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld. Gelet op de ernst en aard van de verdenking, waarbij het feit zich op straat heeft afgespeeld en voor derden waarneembaar was, is het hof van oordeel dat er (ook nu nog) sprake is van een geschokte rechtsorde, in die zin
dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte thans een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zou leiden tot maatschappelijke onrust.
Uit het dossier komt naar voren dat aan het feit op de vordering inbewaringstelling een conflict ten grondslag ligt tussen de verdachte en de aangever dat tot op heden niet is opgelost. De aard van het conflict in aanmerking genomen, acht het hof recidivegevaar aanwezig.
Met betrekking tot het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof dat voorlopige hechtenis mede gegrond op de geschokte rechtsorde zich niet verdraagt met een schorsing van die voorlopige hechtenis, tenzij er sprake is van uitzonderlijke zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte bij invrijheidstelling. Daarvan is niet gebleken, terwijl de verdachte in zijn gedrag onvoorspelbaar is gebleken en daarmee een potentieel gevaar oplevert.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 24 juli 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.A. Plaisier en M.J.A. Duker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 24 juli 2019,
de advocaat-generaal