ECLI:NL:GHAMS:2019:2766

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
13/144923-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en herstel verzuim in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg niet was gehoord op de vordering tot gevangenhouding. De verdachte, geboren in Suriname en thans verblijvende in een huis van bewaring, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2019, waarin zijn gevangenhouding werd bevolen. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan, stellende dat de verdachte ten onrechte niet door de rechtbank was gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. Het hof oordeelde dat het verzuim van de rechtbank was hersteld, aangezien de verdachte op 8 juli 2019 alsnog door de rechtbank was gehoord. Bovendien had de verdachte in de raadkamer de gelegenheid gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad door de gang van zaken.

Het hof weegt ook mee dat het openbaar ministerie voornemens is om de ISD-maatregel te vorderen en dat de justitiële documentatie van de verdachte geen aanleiding gaf om de voorlopige hechtenis op te heffen. Het hof wees zowel het beroep tegen de beschikking als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, waarbij het hof geen vertrouwen had in het kunnen beperken van het recidivegevaar door het stellen van voorwaarden. De beslissing werd genomen in raadkamer, met de betrokkenheid van de voorzitter en twee raadsheren, en werd ter kennis gebracht aan de verdachte door de advocaat-generaal.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1963,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Centrum voor Somatische Zorg te Den Haag,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2019, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. J. Sietsma.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ten onrechte niet door de rechtbank op de vordering tot gevangenhouding is gehoord. De raadsman verbindt hieraan de consequentie dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.
Het hof volgt de raadsman hierin niet. Het geconstateerde verzuim is hersteld doordat de verdachte enerzijds op 8 juli 2019 blijkens het overgelegde proces-verbaal van die datum alsnog door de rechtbank op de vordering is gehoord en overigens in hoger beroep bij de behandeling in raadkamer van heden in de gelegenheid is gesteld om tegen de vordering gevangenhouding in te brengen wat hij nodig achtte. Onder die omstandigheden is de verdachte door deze gang van zaken niet in zijn belangen geschaad.
Gelet op het voornemen van het openbaar ministerie om de ISD-maatregel te vorderen en gelet op de justitiële documentatie van de verdachte doet zich naar het oordeel van het hof thans geen omstandigheid voor als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv.
Ten aanzien van het mondelinge schorsingsverzoek is het hof van oordeel dat dit moet worden afgewezen. Het hof heeft er gezien de justitiële documentatie van de verdachte en hetgeen de reclassering in haar rapport van 27 juni 2019 heeft gesteld geen vertrouwen in dat het recidivegevaar door het stellen van voorwaarden op verantwoorde wijze kan worden ingeperkt.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 24 juli 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.A. Plaisier en M.J.A. Duker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 24 juli 2019,
de advocaat-generaal