ECLI:NL:GHAMS:2019:2753
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontneming van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontneming van de schone lei van appellante, die in een schuldsaneringsregeling zat. Appellante had eerder een schone lei verkregen, maar de bewindvoerder verzocht de rechtbank om te bepalen dat deze niet meer van toepassing was, omdat appellante inkomsten uit arbeid had verzwegen. Het hof heeft vastgesteld dat appellante sinds 1 januari 2018 werkzaam was en in totaal circa € 13.000,- had verdiend zonder dit te melden aan de bewindvoerder. Dit leidde tot de conclusie dat appellante haar schuldeisers had benadeeld door haar verplichtingen niet na te komen. Het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan, zoals het verzwijgen van inkomsten, ernstig genoeg waren om de schone lei te ontnemen. De rechtbank had terecht bepaald dat artikel 385, eerste lid, van de Faillissementswet geen toepassing vond. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet was ontslagen van haar verplichtingen door haar financiële situatie of de omstandigheden van haar echtgenoot, die als zwakbegaafd werd aangemerkt. Het hof benadrukte dat appellante hulp had moeten zoeken voor haar problemen en dat haar handelwijze niet gerechtvaardigd was.