ECLI:NL:GHAMS:2019:2672
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bewijslevering en veilingstopzetting tussen appellant en Deutsche Bank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Deutsche Bank, waarbij de appellant in eerste aanleg niet in het gelijk is gesteld. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 28 augustus 2018. In dat tussenarrest werd [appellant] toegelaten tot bewijslevering. De appellant heeft getuigenverklaringen van [X] en zichzelf ingediend, waarin hij stelt dat [X] namens Deutsche Bank heeft gezegd dat de veiling niet door zou gaan als hij € 20.000,- zou betalen. De getuige [X] heeft echter verklaard dat zij nooit een dergelijk voorstel heeft gedaan en dat de veilingprocedure al was gestart, waardoor kosten waren gemaakt. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de stelling van [appellant] niet bewezen is. De appellant heeft niet voldoende bewijs geleverd om zijn claim te onderbouwen. Het hof heeft daarom het vonnis van de eerste rechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de noodzaak voor duidelijke afspraken in financiële transacties.