ECLI:NL:GHAMS:2019:2535
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beschikking voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvende in het huis van bewaring P.I.V. HvB Nieuwersluis, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2019, die een bevel tot haar gevangenhouding inhield. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan. Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tevens heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte gehoord.
Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende ernstige bezwaren aanwezig zijn om de voorlopige hechtenis te handhaven. De verdachte had eerder een veroordeling voor winkeldiefstal en er was sprake van een lopende proeftijd, wat de toepassing van de kleine recidivegrond rechtvaardigde. Het hof heeft ook het reclasseringsrapport van 21 juni 2019 in overweging genomen, waaruit bleek dat eerder reclasseringstoezicht negatief was geretourneerd. Gezien het bestaande recidivegevaar heeft het hof geen vertrouwen in de mogelijkheid om dit gevaar te beperken door het stellen van voorwaarden. De persoonlijke belangen van de verdachte waren niet voldoende om tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan.
Het hof heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, maar merkte op dat het verzoek om tijdelijk afscheid te nemen van een vriend aan de directeur van het Huis van Bewaring kan worden voorgelegd. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.