ECLI:NL:GHAMS:2019:2514

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
23-000410-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis inzake openlijke geweldpleging met bespreking van verweer in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 31 januari 2019 was gewezen. De zaak betreft openlijke geweldpleging, waarbij de verdachte, geboren in 2004, betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met een benadeelde in het stadspark Osdorp in Amsterdam op 19 september 2018. De verdachte had eerder ruzie gehad met de benadeelde, wat leidde tot een confrontatie waarbij de verdachte en haar vriendin, [naam 1], de benadeelde aanvielen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf en een leerstraf, die konden worden omgezet in jeugddetentie. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op het geweld, omdat zij dacht alleen te handelen. Het hof heeft dit verweer verworpen, oordelend dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het geweld en dat zij niet heeft geprobeerd het geweld te stoppen. Het hof bevestigt het vonnis van de kinderrechter, met inachtneming van de besproken verweren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000410-19
datum uitspraak: 18 juli 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-210265-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie, en een leerstraf voor de duur van 35 uren, te vervangen door 17 dagen jeugddetentie, bestaande uit TACt Plus.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer bespreekt.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het plegen van openlijk geweld, nu de verdachte in de veronderstelling verkeerde alleen te handelen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Onbetwist is dat op 19 september 2018 de verdachte geweld heeft gebruikt tegen [benadeelde] in het stadspark Osdorp in Amsterdam en dat [naam 1] (Hierna: [naam 1]) daarbij was.
Op basis van het dossier stelt het hof het volgende vast.
[naam 2] heeft de verdachte telefonisch te kennen gegeven dat [benadeelde] zich in het Stadspark Osdorp bevond. De verdachte en haar toenmalige vriendin [naam 1] waren bij elkaar en zijn vervolgens naar het park gegaan. De verdachte heeft [naam 1] verteld dat zij een tijd ervoor ruzie met [benadeelde] had gehad omdat [benadeelde] haar moeder had uitgescholden. Na dat te hebben gehoord, werd ook [naam 1] boos. Onderweg naar het stadspark heeft de verdachte tegen [naam 1] gezegd dat zij [benadeelde] zou slaan wanneer zij haar zou zien. [naam 1] heeft vervolgens tegen de verdachte gezegd dat zij er tussen zou komen als anderen de verdachte zouden aanvallen.
In het park komt het tot een confrontatie tussen de verdachte en [benadeelde]. De verdachte valt [benadeelde] vervolgens aan, terwijl [naam 1] erbij staat.
Ook [naam 1] mengt zich na enige tijd in het gevecht. [naam 1] deelt, volgens de verklaring van de verdachte bij de kinderrechter, schoppen uit toen de verdachte op [benadeelde] zat. Ook [naam 2] verklaart daarover bij de raadsheer-commissaris: “Toen [naam 1] zich ertussen mengde waren [benadeelde] en [verdachte] (hof: de verdachte) op de grond. [verdachte] zat bovenop [benadeelde].” [naam 1] zelf verklaart bij de raadsheer-commissaris: “Omdat ik heel erg goed met [verdachte] (hof: de verdachte) was ging ik mee in het gevecht. Ik schopte [benadeelde] twee keer bij haar schouder.”
De verklaring van de verdachte, dat zij [naam 1] ervan weerhield zich te mengen in het gevecht door haar weg te duwen, wordt niet ondersteund door de stukken in het dossier.
Op basis van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte niets heeft gedaan het geweld van [naam 1] tegen [benadeelde] te doen stoppen en dat de verdachte door de betrokkenheid en wezenlijke bijdrage van [naam 1] aan het geweld zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en verwerpt derhalve het daaromtrent gevoerde verweer.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 juli 2019.
[…]