ECLI:NL:GHAMS:2019:2494
Gerechtshof Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding en rechtsbijstand in belastingzaken
Op 18 juli 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een proceskostenvergoeding. De zaak betreft een geschil tussen [X], belanghebbende, en de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen. De heffingsambtenaar had de waarde van een onroerende zaak vastgesteld voor het kalenderjaar 2017, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank Noord-Holland had het bezwaar gegrond verklaard, de waarde verminderd en een proceskostenvergoeding van € 9,10 toegekend, maar het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
In hoger beroep verzocht belanghebbende opnieuw om proceskosten-, reiskosten- en schadevergoeding. Het Hof oordeelde dat de proceshandelingen feitelijk door belanghebbende zelf waren verricht, ook al gebeurde dit namens een rechtspersoon. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand door een derde, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat belanghebbende zijn verzoek niet voldoende had onderbouwd.
De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mr. P.L. Cheung als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de mondelinge uitspraak.