ECLI:NL:GHAMS:2019:243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
23-002131-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van bewijs van bekennende verklaring in strafzaak wegens onjuiste inschatting van verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, was aangeklaagd voor het opzettelijk in omloop brengen van valse bankbiljetten en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Tijdens het verhoor door de politie heeft de verdachte, zonder rechtsbijstand, een bekennende verklaring afgelegd in de hoop dat zijn vriendin, die ook was aangehouden, vrijgelaten zou worden. Het hof oordeelt dat deze verklaring uitgesloten moet worden van bewijs, omdat de verdachte niet adequaat is geïnformeerd over de gevolgen van zijn afstand van rechtsbijstand. Ondanks de uitsluiting van de bekennende verklaring, acht het hof het bewezen dat de verdachte gedurende een jaar valse bankbiljetten heeft verhandeld. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en het in beslag genomen vals geld wordt verbeurd verklaard. Het hof benadrukt het belang van rechtsbijstand en de bescherming van de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002131-16 (strafzaak)
datum uitspraak: 18 januari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-871261-15 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2018 en 18 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 mei 2014 tot en met
19 augustus 2015 te Heerhugowaard en/of Alkmaar en/of Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid bankbiljet(ten) van 50 euro, dat/die verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s) (telkens)
zelf heeft/hebben nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s), toen hij/zij dat/die bankbiljet(ten) ontving(en), (telkens) bekend was, (telkens) met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, (telkens) in voorraad heeft gehad, zich heeft verschaft en/of heeft vervoerd;
2:
hij op of omstreeks 19 augustus 2015 te Heerhugowaard een wapen van categorie III, te weten (gas)pistool (Colt Double Eagle model Combat Comander), en/of munitie van categorie III,
te weten 11 knalpatronen (9 mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen en een andere strafoplegging komt.
De raadsman heeft - in de kern genomen - bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient
te worden verklaard in de vervolging, dan wel (subsidiair) dat geconcludeerd dient te worden tot bewijsuitsluiting omdat de verdachte het contact met zijn raadsman is ontzegd en hij door misleidende uitlatingen van de politie niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht op een Salduz-consult.
De raadsman kon eerst met zijn cliënt (telefonisch) overleggen nadat al een eerste verhoor had plaatsgevonden met de verdachte. Volgens de raadsman is de verdachte hierdoor onherstelbaar
in zijn verdediging geschaad.
Naar aanleiding van dit verweer wordt het navolgende overwogen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is als getuige gehoord [getuige 1] , arrestantenverzorger. Zij heeft verklaard dat zij op 19 augustus 2015 van een medewerker van advocatenkantoor Popescu telefonisch (derhalve fonetisch) een naam heeft doorgekregen als zijnde de voorkeursadvocaat van de verdachte.
Zij heeft vervolgens gepoogd te verifiëren of bedoelde persoon als advocaat stond ingeschreven,
door raadpleging van openbaar toegankelijke websites (zoekopdracht in google), daarbij in aanmerking nemend dat intern was gewaarschuwd voor het (ten behoeve van verdachten die in beperkingen zitten) zonder nadere controle bellen van telefoonnummers, omdat daar in het verleden misbruik van is gemaakt waarbij derden (niet zijnde advocaten) voortijdig geïnformeerd werden over de inverzekeringstelling
van een verdachte, als gevolg waarvan bewijsmateriaal verloren is gegaan. Het op voornoemde wijze verifiëren van de naam van de advocaat, zo heeft [getuige 1] ter terechtzitting verklaard, heeft niet tot
enig resultaat geleid, mede omdat zij de juiste spelling van de naam niet kende nu de naam slechts telefonisch was doorgegeven. Zij heeft deze informatie doorgeleid aan de verantwoordelijk rechercheur [naam 1] , die heeft toegezegd de zaak op te pakken.
[naam 1] , eveneens ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord, heeft verklaard dat hij dezelfde twijfel had over de status van de genoemde persoon. Hij heeft er daarom voor gekozen vooralsnog niet terug te bellen op het eveneens doorgegeven mobiele telefoonnummer. De verdediging wijst er terecht
op dat onduidelijk is gebleven waarom deze twijfel om 01:10 uur (blijkbaar) niet meer bestond bij [naam 1] , omdat hij op dat tijdstip (kort na afronding van het eerste verhoor van de verdachte) wel telefonisch contact opnam middels het genoemde mobiele telefoonnummer dat (naar later is gebleken) toebehoord aan mr. Shukrula, de raadsman van de verdachte. [naam 1] heeft daar, ter terechtzitting desgevraagd, geen toelichting op kunnen geven (anders dan door verwijzing naar het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina E45). Eveneens is onduidelijk gebleven waarom niet eerder (al dan niet via de piketdienst, dan wel door te bellen naar het advocatenkantoor Popescu) is getracht duidelijkheid te verkrijgen omtrent de naam van de voorkeursadvocaat.
De vraag is echter of dit tot één van de door de raadsman geschetste gevolgen moet leiden. Beide arrestantenverzorgers, [getuige 1] en [getuige 6], alsmede rechercheur [naam 1] hebben - als getuige ter zitting
in hoger beroep gehoord - verklaard dat de verdachte meerdere malen en met nadruk heeft verzocht direct (nog dezelfde avond) te worden gehoord. Hij heeft in dat verband gezegd dat hij verwachtte dat zijn advocaat hem zou adviseren te zwijgen (zich te beroepen op zijn zwijgrecht) en hij daar toch niet naar zou luisteren. Dit is ook vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 20 augustus 2015 alsmede in het proces-verbaal van bevindingen contact advocaat [verdachte 1] van 25 augustus 2015.
De andersluidende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij tientallen malen aan bedoelde personen heeft gevraagd om contact met zijn advocaat, legt het hof - tegenover genoemde getuigenverklaringen als ongeloofwaardig - ter zijde.
Het hof merkt voorts op dat de ‘Salduz’ jurisprudentie van de Hoge Raad met zich brengt dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen maar het omgekeerde is niet het geval. Anders dan de verdediging stelt heeft de raadsman (tegen de uitdrukkelijke wens van de verdachte in) geen recht op contact/overleg met de verdachte.
Geoordeeld zou kunnen worden dat dit meebrengt dat niet gezegd kan worden dat de verdachte - wat
er zij van de gang van zaken als hiervoor geschetst - in zijn belangen is geschaad. Maar, om tot die conclusie te kunnen komen rest de vraag hoe voornoemde door de verdachte gedane afstand te duiden. Zowel in genoemde processen-verbaal als ter terechtzitting in hoger beroep, hebben de getuigen verklaard dat de verdachte heeft afgezien van rechtsbijstand (consultatie van zijn advocaat) omdat hij ‘schoonschip’ wilde maken met name om zijn vriendin (die eveneens was aangehouden) vrij te pleiten opdat zij niet zou hoeven te blijven maar, als gevolg van de verklaring van de verdachte, nog diezelfde avond naar huis kon gaan. De verdachte heeft aan het begin van zijn eerste verhoor bij de politie verklaard zich niet te willen beroepen op zijn zwijgrecht, omdat hij zijn vriendin niet meer pijn wilde doen, omdat zij ook vastzat. Uit het proces-verbaal bevindingen contact advocaat [verdachte 1] blijkt dat de verdachte verbalisanten zelfs heeft gesmeekt te worden gehoord omdat zijn vriendin onschuldig vast zat en hij verantwoordelijk was voor alles wat er was gebeurd. Voornoemde (beweeg)reden af te zien van rechtsbijstand was dus bekend bij de verhorende verbalisant [naam 1] . Echter, dat het terstond afleggen van een verklaring door de verdachte zou leiden tot onmiddellijke invrijheidstelling van zijn vriendin
- de belangrijkste reden voor de verdachte voor het afzien van rechtsbijstand - acht het hof illusoir niet alleen gelet op het late tijdstip van verhoor van de verdachte (namelijk op 19 augustus 2015 om 22:40 uur) maar ook gelet op de overige (tot dan toe bekende) inhoud van het dossier aangaande de mogelijke
rol van de vriendin van de verdachte. Naar het oordeel van het hof had het op de weg van verbalisanten gelegen, als vertegenwoordigers van een zorgvuldig handelende overheid, de verdachte dienaangaande
in ieder geval in grote lijnen te informeren. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat dit is gebeurd (zelfs niet in algemene termen). Het hof acht daarbij met name de specifieke omstandigheden van dit geval van belang, te weten de hoofdreden waarom de verdachte afstand had gedaan van rechtsbijstand (het in vrijheid stellen van zijn vriendin) maar ook de toen nog jonge leeftijd van de verdachte, op het moment van het verhoor 19 jaar. Gezien dit alles is (minst genomen) onvoldoende duidelijk of het besluit van de verdachte afstand te doen was gebaseerd op een juist beeld van hetgeen zou gebeuren na het afleggen van zijn verklaring. Veeleer moet er van worden uitgegaan dat dat niet het geval was, dat de verdachte hieromtrent dwaalde. Het had - als reeds hiervoor overwogen - op de weg van de verhorende ambtenaar - voor wie die dwaling kenbaar was - gelegen dit misverstand uit de weg te ruimen.
De aan voornoemde tekortkoming te verbinden gevolgen
De niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie is een ultieme sanctie. Voor een dergelijke vergaande sanctie is in de onderhavige zaak geen plaats nu er - gelet op alle omstandigheden van het geval - weliswaar gehandeld is met veronachtzaming van de belangen van de verdachte maar dit is niet zodanig ernstig (mede nu de verdachte zich na overleg met zijn raadsman alsnog heeft kunnen beroepen op zijn zwijgrecht in de verdere verhoren) dat bedoelde ultieme sanctie dient te volgen maar dat kan worden volstaan met de hierna te bespreken bewijsuitsluiting.
Wat betreft het uitsluiten van de door de verdachte tijdens het eerste verhoor afgelegde verklaring voor bewijs overweegt het hof als volgt. Vooropgesteld zij dat bewijsuitsluiting alleen aan de orde kan komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en voorts door die onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvordering) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Toepassing van bewijsuitsluiting kan noodzakelijk zijn ter verzekering van het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het recht op rechtsbijstand is een zeer belangrijke pijler van een eerlijk proces en de verdachte dient in volle wetenschap van de consequenties een beslissing
te kunnen nemen omtrent het al dan niet afstand doen van zijn recht op rechtsbijstand. Nu de verdachte in casu onder dwaling afstand heeft gedaan van zijn recht op rechtsbijstand en vervolgens een bekennende verklaring heeft afgelegd is het hof van oordeel dat de door de verdachte tijdens het eerste verhoor afgelegde verklaring dient te worden uitgesloten van het bewijs.

Bewijsoverweging en gevoerde verweren

Het hof is evenwel van oordeel dat ook zonder dat gebruik wordt gemaakt van voornoemde verklaring van de verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte in een periode van ruim één jaar - kort gezegd - valse bankbiljetten voorhanden heeft gehad en heeft (doen) uit(ge)geven. Uit het dossier blijkt dat de verdachte diverse malen via internet valse bankbiljetten van € 50 heeft aangeboden. Dit heeft in een aantal gevallen geleid tot een afspraak tot koop van deze valse bankbiljetten, soms gevolgd door een daadwerkelijk transactie. Het contact over de koop van deze valse biljetten verliep via het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit het dossier blijkt dat dit telefoonnummer door de verdachte werd gebruikt. De verdachte heeft dit (zelf) verklaard, er zijn diverse getuigenverklaringen die dit ondersteunen en dit nummer behoort toe aan de telefoon die bij de verdachte tijdens zijn aanhouding is aangetroffen. Daarbij is de verdachte tijdens de pseudokoop door verbalisanten herkend. Daarnaast is bij de verdachte bij zijn aanhouding vals geld aangetroffen evenals in de woning waar de verdachte verbleef.
Het standpunt van de verdediging dat de verklaring van verbalisant omtrent de herkenning van
de verdachte tijdens de pseudokoop op 22 juli
(het hof leest: 10 augustus 2015)dient te worden uitgesloten van het bewijs, wegens het ontbreken van een foto in het dossier en het ontbreken van een omschrijving van de kenmerken waaraan verbalisanten de verdachte herkennen, wordt verworpen, aangezien het hof de herkenning door [naam 1] slechts gebruikt in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen. In dit verband acht het hof nog van belang op te merken dat de verdediging overigens weliswaar ten aanzien van elke in het dossier opgenomen transactie afzonderlijk bezwaren uit, maar daarbij uit het oog verliest dat het gaat om het geheel en de bewijsmiddelen in samenhang bezien elkaar versterken en er zonder meer toe leiden dat hetgeen onder feit 1 is ten laste gelegd kan worden bewezen.
Anders dan door de verdediging bepleit ziet het hof geen aanleiding verklaringen niet te gebruiken omdat er sprake zou zijn van de-auditu verklaringen. Dergelijke verklaringen worden volgens vaste jurisprudentie niet uitgesloten door artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, en deze verklaringen zijn (voor zover ze als bewijsmiddel worden gebruikt) in deze zaak voldoende concreet.
Het standpunt van de verdediging dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bij verschillende mensen in gebruik was, wordt eveneens verworpen. Het dossier bevat voldoende aanknopingspunten dat de verdachte de enige gebruiker van dit telefoonnummer was. De verdachte heeft zelf gezegd dat dit telefoonnummer hem toebehoorde, diverse getuigen hebben dit eveneens verklaard en de tijdens
de aanhouding bij de verdachte aangetroffen telefoon hoort bij het bovenstaande telefoonnummer.
De verdachte heeft nimmer gesproken over het uitlenen van de telefoon, waarvoor overigens in
het dossier ook geen aanwijzingen zijn te vinden. Hetgeen verder door de verdediging is aangevoerd vindt zijn weerlegging in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, dan wel is niet relevant in het licht van hetgeen in de bewijsmiddelen is opgenomen om tot de bewezenverklaring te komen.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft begaan. Uit het dossier
noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan worden afgeleid dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en één of meer anderen. Ook is het hof van oordeel dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de verdachte zelf de bankbiljetten heeft nagemaakt of vervalst.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 02 mei 2014 tot en met 19 augustus 2015 te Heerhugowaard en Alkmaar en Den Helder en elders in Nederland, telkens opzettelijk een grote hoeveelheid bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, telkens bekend was, telkens met het oogmerk om die bankbiljetten als echt
en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, telkens in voorraad heeft gehad, zich heeft verschaft
en heeft vervoerd;
2:
hij op 19 augustus 2015 te Heerhugowaard een wapen van categorie III, te weten (gas)pistool (Colt Double Eagle model Combat Comander), en munitie van categorie III, te weten 11 knalpatronen (9 mm), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Feit 1
1. Een proces-verbaal met documentcode 2015.07.20.1020.1024 van 20 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina E5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op maandag 20 juli 2015 omstreeks 10.20 uur, voerde ik het telefoonnummer
[telefoonnummer 2] in op de internet zoekmachine Google. Het resultaat van dit onderzoek
was een drietal advertenties waarin vals geld via dit mobile telefoonnummer wordt aangeboden. Het betreft advertenties geplaatst op 22 maart 2015, 29 december 2014
en 2 september 2014.
2. Een proces-verbaal met documentcode 2015.07.28.1630.1024 van 28 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina E9).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 28 juli 2015 voerde ik het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in op de internet zoekmachine Google. Als resultaat op dat 06 nummer kwam onder de website[website 1]naar voren. Het resultaat van dit onderzoek waren een 15-tal berichten waarin vals geld via dit mobiele telefoonnummer werd aangeboden. Het betreft de berichten op dit forum op de volgende data, 15 juli 2015 – 7 berichten, 11 juli 2015 – 4 berichten, 9 juli 2015 – 3 berichten en 19 januari 2015 – 1 bericht.
3. Een proces-verbaal met documentcode 2015.07.28.1530.1024 van 28 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina E12).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 28 juli 2015 voerde ik het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in op de internet website [website 2] . Het resultaat van dit onderzoek waren een achttal berichten waarin vals geld via dit mobiele telefoonnummer werd aangeboden. Het betreft berichten op dit forum op de volgende data bericht van 20 juli 2015 en
15 juli 2015.
4. Een proces-verbaal met documentcode 20150903.1236.4302 van 3 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s E78-E79).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 2 mei 2014 werd door een persoon, die valse briefjes van 50 had aangeboden bij een medewerker van “Tros opgelicht” een afspraak gemaakt in Den Haag, voor een vals geld overdracht. Medewerkers van Tros Opgelicht hebben na het maken van deze afspraak, de politie Haaglanden in kennis gesteld van het voornemen voor deze vals geld overdracht. Nadat de politie post had gevat in Den Haag kwam een rode Volkswagen voorzien van kenteken [kenteken 1] aanrijden, die contact maakte met de medewerker van Tros opgelicht. Na kort contact tussen de bestuurder van deze rode Volkswagen en medewerkers van Tros opgelicht, vertrouwde de bestuurder van de rode Volkswagen het kennelijk niet waarna hij, voor de overdachte van het valse geld is weggereden. Uit gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt de rode Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken 1] van 8 april 2014 tot en met 13 januari 2015 op naam
te hebben gestaan van [verdachte 1] .
5. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer 10Creon 20150722 F189 van 12 augustus 2015,
in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren F189 en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s O1-O3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 22 juli 2015 zag ik, verbalisant F189, een advertentie staan op internet. In de advertentie werd vals geld aangeboden. Ook stond er een telefoonnummer in voornoemde advertentie namelijk [telefoonnummer 3] . Op 10 augustus 2015 had ik telefonisch contact met een man via voornoemd telefoonnummer. Ik kwam tot een afspraak dat ik 10 biljetten voor
€ 150,00 kon kopen. Ik zag dat een personenauto van het merk BMW kenteken [kenteken 2]
voor mijn auto stopte, te Heerhugowaard. Ik herkende de man/passagier als [verdachte 1] middels een foto welke was verstrekt door het onderzoeksteam.
6. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer 10Creon 20150725 F197 van [geboortedatum] 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren F197, F108 en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s O6-O8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op vrijdag 24 juli 2015 zag ik verbalisant F197 een advertentie op internet waarin vals geld werd aangeboden. Komen op 19 augustus overeen 15 briefjes van € 50,00 te kopen voor € 225,00. Omstreeks 17:45 uur had ik, verbalisant F108, telefonisch contact met een man. Ik hoorde de man zeggen dat ik achter hem aan moest rijden. Ik zag dat de man als passagier in een personenauto zat. Deze personenauto was van het merk BMW, kenteken [kenteken 2] . Ik parkeerde te Heerhugowaard. De man die als passagier uitstapte herkende ik als [verdachte 1] . Ik hoorde [verdachte 1] zeggen dat hij achterin mijn bus wilde kijken. Ik gaf aan dat ik dit niet wilde. Ik hoorde [verdachte 1] zeggen dat hij anders geen zaken wilde doen. Ik hoorde [verdachte 1] zeggen: “Ik wil gewoon achter in de bus kijken omdat misschien Peter R. de Vries met een cameraploeg achterin zou kunnen zitten. Ik doe dit vaker en jij bent de enige die dit niet wil. Ik mag altijd achterin kijken.” Ik, verbalisant F108 zei dat ik de bus had geleend en dat als hij zou weten van wie de bus zou zijn hij niet eens achterin zou willen kijken. Ik, verbalisant F108, hoorde [verdachte 1] zeggen dat de deal niet door zou gaan. Ik zag dat vlak na mijn vertrek [verdachte 1] werd aangehouden.
7. Een proces-verbaal met documentcode 20150903.1045.4302 van 10 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s A7-A22).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 9 september 2014 werd [verdachte 2] aangehouden ter zake van de uitgave van vals geld. Bos had op dat moment meerdere valse € 50,00 bankbiljetten voorzien van een hologram sticker bij zich.
8. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2014166486-6 van 9 september 2014, in
de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en
[verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s Z15-Z22).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
9 september 2014 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte 2] :
Ik heb samen met een vriend via via een telefoonnummer gekregen van een jongen die
vals geld verkoopt. We hebben 5 biljetten van 50 euro gekocht voor 75 euro. Ik heb die bankbiljetten opgehaald bij die jongen. Het telefoonnummer van die jongen staat waarschijnlijk in mijn telefoon. Ik heb hem in mijn contacten [naam 2] genoemd.
9. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2014166486-8 van 9 september 2014, in
de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina Z23).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
[verdachte 2] heeft zijn mobiele telefoon aangezet en het contact wat hij eerder in zijn verklaring [naam 2] noemde opgezocht. Ik zag dat het bijbehorende telefoonnummer [telefoonnummer 2] betrof.
10. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2015021376-50 van 28 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] (doorgenummerde pagina’s Z5-Z8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
28 januari 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 2] :
De persoon die ik onder Brieven Alkii turkoe in mijn telefoon heb staan maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Hij stuurt dingen door over nepgeld en dan vraag ik hem wat het kost. Ik stuur alles door aan [naam 3] .
11. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2015021376-73 van 2 maart 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina Z36-Z37).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 2 maart 2015 is [verdachte 3] aangehouden. In zijn jas werden in totaal 20 bankbiljetten van 50 euro aangetroffen. De bankbiljetten voldoen aan de uiterlijke kenmerken van vervalste bankbiljetten en 18 van deze bankbiljetten hebben hetzelfde serienummer.
12. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2015021376-81 van 3 maart 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s Z47-Z51).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 maart 2015 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte 3] :
Ik schat dat ik een keer of 20 van Alki vals geld heb gekocht. De hoeveelheid biljetten per keer was afhankelijk van wat ik dacht nodig te hebben voor de afzet.
13. Een proces-verbaal met documentnummer 2015.02.29.1530.1024 van 26 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina Z67).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Uit het onderzoek in de mobiele telefoon van de verdachte [verdachte 3] is gebleken dat Moll meerdere whatsapp gesprekken, betreffende de handel in vals geld, had gevoerd met een persoon Alki die gebruik maakte van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
14. Een proces-verbaal met documentcode 20151019.1324.4302 van 19 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] doorgenummerde pagina E1).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 15 april 2014 heeft [verdachte 1] als verdachte een verklaring afgelegd in procesnummer 2014039466. Tijdens het afleggen hiervan, verklaarde [verdachte 1] dat hij sinds anderhalve maand een nieuw telefoonnummer heeft, te weten [telefoonnummer 3] .
15. Een proces-verbaal met documentnummer 20150824 2179 2179 van 24 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] (doorgenummerde pagina’s G4-G6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
24 augustus 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 3] :
Ik had voor [verdachte 1] een telefoonabonnement op mijn naam staan. Het betreft nummer [telefoonnummer 3] . Ik heb dit abonnement ongeveer anderhalf jaar geleden afgesloten.
16. Een proces-verbaal met documentcode 20151019.1448.4302 van 19 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] doorgenummerde pagina E93).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op donderdag 10 september 2015 nam ik met collega [naam 1] , een verklaring op van [getuige 4] . [getuige 4] is werkzaam als eindredactrice bij Opgelicht van de Avro/Tros. Voor Tros Opgelicht hadden zij op 2 mei 2014 een afspraak gemaakt om vals geld te kopen bij een persoon die gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Getuige [getuige 4] toonde ons de afbeelding van de contactinfo van dit telefoonnummer. Ik, verbalisant, zag dat er op deze afbeelding een foto zat met daarop de letters M&B in het zand gekerfd. Al status stond vermeld hartje [naam 4] . Het is mij verbalisant ambtshalve bekend dat [naam 4] van den Berg ten tijde van de aanhouding een relatie had met de verdachte. Tevens werd ons een whatsapp-chat gemaild met daarin advertenties waarin nepgeld wordt aangeboden, geplaatst door het genoemde telefoonnummer en twee foto’s met daarop bankbiljetten van 50 €, afkomstig van dezelfde whatsapp-chat.
17. Een proces-verbaal met documentnummer 20150826 2179 1530 van 26 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] (doorgenummerde pagina’s G20-G22).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
26 augustus 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 5] :
V=Vraag en/of opmerking verbalisant
A=antwoord en/of opmerking getuige
V: [getuige 5] , uit onderzoek van telefoongegevens is ons opgevallen dat [getuige 5] , met telefoonnummer [telefoonnummer 4] negenhonderd eenenzeventig keer (971) telefonisch contact heeft gehad met telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Wie is dat waar jij 971 keer telefonisch contact mee hebt?
A: [verdachte 1] . [verdachte 1] hield zich bezig met nepgeld.
18. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2015194027-31 van 20 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina E21).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op woensdag 19 augustus 2015 was ik belast met de insluitingsfouillering van de aangehouden verdachte [verdachte 1] . Ik trof in de linkerbroekzak, voorzijde een dubbelgevouwen stapel briefgeld. Ik zag dat het biljetten van vijftig euro betroffen.
Ik heb de biljetten in een fouilleringszak gestopt.
19. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2015194027-11 van 19 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina E22).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Wij zagen bij de insluiting dat in de fouilleringszak een stapel bankbiljetten zat. Wij zagen dat deze bankbiljetten nep waren. Wij zagen dat er 19 biljetten van vijftig euro met hetzelfde serienummer P27012281563 en tien bankbiljetten van vijftig euro met hetzelfde serienummer S57234713119 in zaten. Wij zagen een I phone 6 in de fouilleringszak van de verdachte, voorzien van imeinummer [nummer] .
20. Een proces-verbaal met documentcode ZG DIG 20150826.1350.32106 van 27 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina J12-J13).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 24 augustus 2015 ontving het TDO (Team Digitale Opsporing) de volgende mobiele telefoon:
Toestel gegevens
Merk : Apple
Type : iPhone 6 plus (A1524)een gegevensdrager
IMEI-nummer : [nummer]
Simkaart gegevens
Telefoonnummer : + [telefoonnummer 5] .
21. Een proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten met proces-verbaalnummer PL1100-2015194027-38 van 26 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina F1).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 24 augustus 2015 ontving ik, werkzaam als forensisch onderzoeker en deskundige documentenonderzoek, bankbiljetten waarvan vermoed werd dat ze vals of vervalst waren, namelijk met serienummers 10 x S57234713119 en 19 x P270122881563. Het onderzoek wees uit dat de bankbiljetten vals waren.
22. Een proces-verbaal verkeersboetes BMW [kenteken 2] met documentnummer 20150826 2179 0900 van 26 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina’s E50-E51).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant (of één of meer van hen):
[naam 5] verklaarde het volgende:
Ik wil de BMW van [verdachte 1] [kenteken 2] van mijn naam af hebben. Ik heb hier een paar verkeersboetes die [verdachte 1] heeft gemaakt met die BMW en die heb ik betaald voor hem, omdat deze boetes op mijn naam en adres binnen komen. [verdachte 1] betaalt deze boetes dan weer cash aan mij terug.
23. Een proces-verbaal met documentnummer 20150826 2179 1315 van 26 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina E57).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant (of één of meer van hen):
[naam 5] verklaarde;
[verdachte 1] heeft een BMW gekocht, de BMW die op mijn naam staat. De koop van die BMW door [verdachte 1] is rond januari/februari 2015 geweest.
24. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2015194027-23 van 20 augustus 2015,
in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (doorgenummerde pagina E38).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 20 augustus 2015 heb ik op het adres [adres] , in de keuken aldaar zoekend rondgekeken.
Tijdens het zoekend rondkijken heb ik op één van de keukenkastjes een stapel bankbiljetten van 50,00 euro aangetroffen. De stapel bankbiljetten bestaan uit 10 biljetten van 50,00 euro. De stapel bankbiljetten heb ik in beslag genomen. Hiervan is een afzonderlijke kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt.
25. Kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL1100-2015194027-32 van
20 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (doorgenummerde pagina’s F3-F6).
Goednummer: PL1100-2015194027-486095. Geld, waarde € 500,00 aangetroffen keuken [adres] .
26. Een proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten met proces-verbaalnummer PL1100-2015194027-42 van 23 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina F2).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2015 ontving ik, werkzaam als forensisch onderzoeker en deskundige documentonderzoeker, een bankbiljet waarvan vermoed werd dat het vals of vervalst was, namelijk: Goednummer: PL1100-2015194027-486095. Het onderzoek wees uit dat het bankbiljet vals was.
27. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer: PL1100-2015194027-4 van 19 augustus 2015,
in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] (doorgenummerde pagina’s G1-G3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
19 augustus 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [naam 5] :
[verdachte 1] huurt samen met zijn vriendin [naam 4] de zolderkamer van de woning [adres] . [verdachte 1] woont hier vanaf augustus 2014.
[verdachte 1] heeft ook zijn auto, een grijze BMW, op mijn naam staan. Die BMW zag ik hier staan, kenteken 13 en dan nog wat. Ik herken het nummer [telefoonnummer 3] als het telefoonnummer van [verdachte 1] . Ik ken [verdachte 1] vanaf juni 2014. Vanaf toen had hij dat nummer zeker al.
28. Een proces-verbaal van [geboortedatum] 2015, opgemaakt door mr. P. van Steijnen, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland (los opgenomen)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
[geboortedatum] 2015 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik woon op het adres [adres] .
Feit 2
29. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17 december 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het onder 2 ten laste gelegde feit geef ik toe. Het klopt dat ik een (gas)pistool met bijbehorende munitie voorhanden had.
30. Een proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1100-2015194027-22 van 20 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, [verbalisant 13] , [naam 1] en [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina’s E33-E34).
In de woning [adres] werd in beslag genomen een vuurwapen Colt Double Eagle en munitie (7 x 9mm patroon in doosje en 4x in houder).
31. Een proces-verbaal met documentcode 2015.08.24.1400.1024 van 24 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina E40-E41).
Het in beslag genomen pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De inbeslaggenomen knalpatronen betreffen munitie die bestemd en geschikt is om met het hiervoor beschreven wapen te worden verschoten: Verbodsartikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie, strafartikel 55 lid 1 Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven en te doen uitgeven, zich verschaffen en in voorraad hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden waarvan acht (8) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.
De verdediging heeft ter overweging gegeven de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Waarbij het onvoorwaardelijke deel niet meer bedraagt dat de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daartoe heeft de verdediging gewezen op de jeugdige leeftijd van de verdachte, het feit dat de verdachte sinds dit feit geen nieuwe feiten heeft gepleegd en dat de verdachte inmiddels een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het opzettelijk in omloop brengen van aanzienlijke hoeveelheden vals geld voor eigen geldelijk gewin. De artikelen in het Wetboek van Strafrecht die betrekking hebben op vals geld dienen ter beschermen van het vertrouwen
in chartaal geld als ook het vermogensbelang van de ontvanger. In het handelsverkeer dient men
erop te kunnen vertrouwen dat men betaald wordt met echt geld. Het in omloop brengen van vals geld veroorzaakt grote onrust, niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen van de Europese Unie
waar de euro wettig betaalmiddel is. Voor degenen die welbewust inbreuk maken op dat vertrouwen is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een aangewezen straf om hen te ontmoedigen zich met de handel in vals geld bezig te houden.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie. Het bezit en voorhanden hebben van een pistool met munitie, kan niet alleen gevaar voor de verdachte zelf maar ook voor zijn omgeving opleveren.
Ten positieve van de verdachte neemt het hof mee dat hij sinds het plegen van de tenlastegelegde feiten geen nieuwe feiten op zijn justitiële documentatie heeft staan, maar het hof acht gelet op de ernst van de gepleegde feiten hetgeen de verdediging bepleit niet aan de orde.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn tot het begaan van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde vervaardigd of bestemd. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 63 en 209 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: grijs Apple I Phone, 487430
8. 1.00 STK Gegevensdrager Kl:zwart SEAGATE SRD00f1, 485934
9. 1.00 STK Computer Kl:grijs MEDION E7225t, 485948.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5. 30.00 STK Vals Papiergeld 486021 30 valse bankbiljetten van 50 Euro
12. 1.00 STK Wapen Kl:zwart COL DOUBLE Eagle, 485897
13. 11.00 STK Munitie 485901
21. 1.00 STK Vals Papiergeld 486095 10x valse bankbiljetten van 50 Euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. A.D.R.M. Boumans, en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid
van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 januari 2019.