ECLI:NL:GHAMS:2019:2322

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
K18/230542
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingsbeslissing inzake mishandeling zorgverlener met betrekking tot psychische en lichamelijke gesteldheid beklaagde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2019 uitspraak gedaan over een beklag van een zorgverlener, die aangifte had gedaan van mishandeling door een beklaagde. De zorgverlener, klaagster, was werkzaam in een ziekenhuis waar de beklaagde behandeld werd. Het hof ontving het klaagschrift op 1 oktober 2018, waarin klaagster zich richtte tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen. De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag toe te wijzen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 26 juni 2019 heeft klaagster haar beklag toegelicht, bijgestaan door haar advocaat, mr. A. Duisterwinkel. De beklaagde, vertegenwoordigd door mr. J. Boorsma, heeft verzocht om afwijzing van de klacht.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de aangifte van klaagster dat de beklaagde haar op 21 mei 2018 tegen haar kaak schopte. Drie getuigen hebben verklaard dat de beklaagde agressief was en schoppende bewegingen maakte. De beklaagde heeft bevestigd dat hij klaagster schopte uit boosheid. Het hof concludeert dat er voldoende bewijs is dat de strafrechter tot een veroordeling zou kunnen komen voor mishandeling, en dat er voldoende algemeen belang is bij strafvervolging, ondanks de psychische en lichamelijke gesteldheid van de beklaagde. Het hof beveelt de officier van justitie om over te gaan tot vervolging.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking op het beklag met het rekestnummer K18/230452 van
[klaagster],
klaagster,
domicilie kiezende op het adres: [adres],
gemachtigde: mr. A. Duisterwinkel, advocaat te Amsterdam.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 1 oktober 2018 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van mishandeling.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 3 januari 2019 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag toe te wijze.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket
Noord-Holland van 8 november 2018;
- de op 28 januari 2019 bij het gerechtshof binnengekomen reactie van de advocaat van klaagster op het ambtsbericht en het verslag;
- een beklaagde betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 26 juni 2019.

4.De behandeling in raadkamer

De daartoe aangewezen raadsheer-commissaris heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op 26 juni 2019 het beklag toe te lichten. Klaagster is, bijgestaan door haar gemachtigde, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft de raadsheer-commissaris beklaagde in de gelegenheid gesteld op 26 juni 2018 - op een ander tijdstip dan klaagster - te worden gehoord. Beklaagde is, bijgestaan door mr. J. Boorsma, advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest.
In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft zij geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

Klaagster heeft aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde op 21 mei 2018. Klaagster was werkzaam in het ziekenhuis waar beklaagde behandeld werd.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het verslag.
De overwegingen van het hof
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen
- al dan niet na nader onderzoek - zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Volgens klaagster heeft beklaagde haar onverhoeds tegen haar kaak geschopt.
Drie getuigen hebben gezien dat beklaagde agressief tegen klaagster was en dat hij schoppende bewegingen maakte.
Beklaagde heeft verklaard dat hij klaagster schopte omdat hij boos op haar was.
Op basis van de aanwijzingen in het dossier zou de strafrechter tot bewezenverklaring van mishandeling kunnen komen.
Het voorval vond plaats in een kleine ruimte in het ziekenhuis. In de ruimte daaromheen waren ook andere patiënten aanwezig. Indien bewezen, gaat het om fysiek geweld tegen een zorgverlener; er is dan ook voldoende algemeen belang bij strafvervolging.
De psychische en lichamelijke gesteldheid van de beklaagde staat aan een vervolging niet in de weg. Wel acht het hof het raadzaam dat een reclasseringsrapport over de beklaagde wordt opgesteld.
Het is bij uitstek de strafrechter die de afweging kan maken of het voorhanden bewijsmateriaal voldoende is en als het tot een bewezenverklaring komt, welke bestraffing daarbij past. Bij die beoordeling zal de strafrechter rekening houden met de lichamelijke en psychische gesteldheid van beklaagde.
Het hof zal als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof beveelt de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland om
[beklaagde]te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
10 juli 2019 door mrs. P.C Kortenhorst, voorzitter, F.A. Hartsuiker en A.M.P. Geelhoed, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.