Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[verzoeker],
artikel 577b, tweede lid, Sv.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de lijfsdwang van de verzoeker, die gedetineerd is in Justitieel Complex Zaanstad. De verzoeker had een betalingsverplichting van meer dan één miljoen euro aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, opgelegd bij een eerder arrest van het hof. De advocaat-generaal had in 2016 een vordering tot lijfsdwang ingediend vanwege het niet betalen van dit bedrag. De verzoeker heeft in april 2019 verzocht om kwijtschelding of vermindering van deze betalingsverplichting, onderbouwd met de stelling dat hij, gezien zijn leeftijd en financiële situatie, niet in staat is om te betalen. Tijdens de behandeling van het verzoek op 26 juni 2019 zijn zowel de verzoeker als zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, en de advocaat-generaal, mr. J.B. Develing, gehoord. De verdediging stelde dat de verzoeker niet in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, terwijl de advocaat-generaal het verzoek afwees. Het hof oordeelde dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij betalingsonmachtig was. Daarom werd het verzoek tot opheffing van de lijfsdwang afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2019.