ECLI:NL:GHAMS:2019:2309
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling voorlopige hechtenis in hoger beroep met betrekking tot betrokkenheid verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1974 en thans verblijvende in het Detentiecentrum Schiphol, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 mei 2019, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Ettalhaoui, gehoord. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman een mondeling schorsingsverzoek gedaan.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank niet gevolgd en is van oordeel dat het dossier aanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten waarvoor de rechtbank ernstige bezwaren heeft aangenomen. Echter, deze aanwijzingen zijn niet voldoende sterk om de voorlopige hechtenis te rechtvaardigen. Het hof constateert dat er sinds de beslissing van de rechtbank geen nieuwe belastende omstandigheden zijn gebleken. Daarom heeft het hof besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
De beschikking van het hof vernietigt de eerdere beslissing en heft de voorlopige hechtenis van de verdachte op met ingang van de datum van de uitspraak. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier D. de Jong aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.