ECLI:NL:GHAMS:2019:2308
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis wegens vluchtgevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 28 mei 2019. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol te Badhoevedorp. De rechtbank had eerder het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen.
Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. Nieuwburg, gehoord. Het hof heeft de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust, in overweging genomen.
Het hof oordeelt dat het vluchtgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Dit oordeel is mede gebaseerd op het feit dat de verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en dat hij kennelijk over valse papieren beschikt. De mogelijkheid van een borgsom verandert hieraan niets. Daarom heeft het hof het hoger beroep afgewezen en de beschikking van de rechtbank bevestigd. De beslissing is op 19 juni 2019 in raadkamer gegeven door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.