ECLI:NL:GHAMS:2019:2307

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
13-751329-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de overleveringsdetentie onder voorwaarden wegens gering risico op vlucht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon. De verdachte, geboren in 1948 en thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam, Internationale Rechtshulpkamer, die op 31 mei 2019 het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie had afgewezen. Het hof heeft de relevante stukken en de beslissing van de rechtbank bestudeerd en de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Hansen Löve.

Het hof oordeelde dat er in dit geval slechts sprake is van een gering risico van vlucht. Dit risico kan door het stellen van voorwaarden adequaat worden ingeperkt. De opgeëiste persoon heeft een vast adres en is Nederlands ingezetene, en hij heeft aangegeven bereid te zijn om aan de schorsingsvoorwaarden te voldoen. Het hof heeft daarom besloten om de overleveringsdetentie te schorsen tot het moment waarop de rechtbank op het overleveringsverzoek zal beslissen, onder bepaalde voorwaarden die de verdachte moet naleven.

De voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot overleveringsdetentie zal onttrekken, bij elke oproeping van een justitiële instantie in persoon zal verschijnen, zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten, en wekelijks moet melden op het politiebureau te Uithoorn. De beschikking is gegeven in raadkamer en de advocaat-generaal heeft deze ter kennis van de opgeëiste persoon gebracht.

Uitspraak

13-751329-19
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
ingeschreven op het adres [adres 1] te Amsterdam,
verblijvende op het adres [adres 2] te Uithoorn,
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam, Internationale Rechtshulpkamer, van 31 mei 2019, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam, Internationale Rechtshulpkamer van 3 juni 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. K. Hansen Löve, waarnemende voor mr. T.E. Korff.

De beoordeling

Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep.
De mogelijkheid van vrijheidsbeneming in de Overleveringswet is gegeven ter voorkoming van vlucht van de opgeëiste persoon. Het hof is van oordeel dat er in dit geval slechts sprake is van een gering risico van vlucht en dat het erop lijkt dat dit risico door het stellen van voorwaarden op een adequate manier kan worden ingeperkt. Een schorsing van de overleveringsdetentie ligt dus in de rede tot het moment waarop de rechtbank heeft beslist op het overleveringsverzoek. Bij zijn beslissing dat het risico dat de opgeëiste persoon zich aan overlevering zal onttrekken zo gering is dat zijn detentie onder de hierna te stellen voorwaarden kan worden geschorst heeft het hof het volgende in aanmerking genomen:
  • de opgeëiste persoon heeft een vast adres waarop hij met zijn vrouw verblijft;
  • de opgeëiste persoon is Nederlands ingezetene;
  • de opgeëiste persoon heeft meegedeeld dat hij aan schorsingsvoorwaarden wil voldoen.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

De beslissing

Het hof:
SCHORST het bevel tot overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met ingang van
donderdag 20 juni 2019 om 12:00 uurtot aan het moment waarop de rechtbank op het overleveringsverzoek zal beslissen,
13-751329-19
zulks onder de voorwaarden dat de opgeëiste persoon:
1. indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot overleveringsdetentie zal onttrekken;
2. ingeval hij wegens het feit waarvoor de overleveringsdetentie is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
3. bij iedere oproeping vanwege een justitiële instantie in persoon zal verschijnen;
4. zich niet zal schuldig maken aan strafbare feiten;
5. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
6. zijn paspoort(en) en eventuele overige reisdocumenten zal inleveren bij de officier van justitie in het arrondissementsparket Amsterdam binnen
vierentwintig uurna invrijheidstelling;
7. zal verblijven op het adres [adres 2] te Uithoorn en elke eventuele adreswijziging schriftelijk door zal geven aan de officier van justitie in het arrondissementsparket Amsterdam onder vermelding van 13/751329-19;
8. zich wekelijks meldt op het politiebureau te Uithoorn zolang de officier van justitie in het arrondissementsparket Amsterdam dit noodzakelijk acht.
Deze beschikking is gegeven op 19 juni 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. N.A. Schimmel en M. Iedema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. de Jong als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de opgeëiste persoon.
Amsterdam, 19 juni 2019,
de advocaat-generaal