ECLI:NL:GHAMS:2019:2301

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
23-000662-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging na gebrek aan bewijs van vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging op 9 november 2013 in Amsterdam, waarbij hij samen met anderen geweld zou hebben gepleegd tegen meerdere slachtoffers. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 22 mei 2018 en 9 mei 2019 is het bewijs onderzocht, waaronder videobeelden van het voorval. Het hof concludeerde dat, hoewel de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd, er onvoldoende bewijs was dat hij dit in vereniging met anderen heeft gedaan, zoals vereist volgens artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. De enkele relatie met een andere verdachte was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van samenwerking. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf had opgelegd, en verklaarde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, werd eveneens afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof bepaalde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in de vordering tot schadevergoeding en dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000662-17
datum uitspraak: 23 mei 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-706520-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2018, 9 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Leidsedwarsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3], welk geweld bestond uit één of meerdere ma(a)l(en) slaan en/of stompen op/tegen/in het gezicht, in elk geval het lichaam, en/of één of meerdere ma(a)l(en) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd, in elk geval het lichaam, waarbij het door hem, verdachte gepleegd geweld, enig lichamelijk letsel voor [naam 1] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en 180 uur taakstraf.

Vrijspraak

Uit het dossier en de op de terechtzitting in hoger beroep afgespeelde beelden blijkt dat de verdachte op
9 november 2013 geweldshandelingen heeft gepleegd, terwijl in zijn nabijheid eveneens door anderen werd gevochten. Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde is echter ook vereist dat de verdachte het geweld in vereniging heeft gepleegd. Noch uit de beelden, noch uit het overige dossier volgen genoeg aanwijzingen dat de verdachte met een of meer anderen daadwerkelijk heeft samengewerkt in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Dat een van de andere verdachten een familielid is van de verdachte, volstaat daartoe niet. Nu het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [naam 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.787,77. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [naam 1]
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2019.
Mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M.P. Geelhoed zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[......]