ECLI:NL:GHAMS:2019:2295
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens ongewenst vreemdeling zijn
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij ongewenst was verklaard of dat er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de strafvervolging. Dit verzoek is gedaan omdat er onzekerheid bestaat over de reikwijdte van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, en het niet waarschijnlijk is dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) op korte termijn duidelijkheid zal geven over de prejudiciële vragen die door de Hoge Raad zijn gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie zelf van mening is dat voortzetting van de vervolging niet opportuun is, gezien de geringe ernst van het misdrijf en het tijdsverloop sinds het tenlastegelegde feit. Het hof heeft daarom het openbaar ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk verklaard.