In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Somalië en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal met geweld. De Hoge Raad had het hof teruggewezen om opnieuw te oordelen over de strafoplegging en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof overweegt dat de beantwoording van een prejudiciële vraag door het HvJ EU essentieel is voor de beoordeling van de zaak. Gezien het tijdsverloop sinds de tenlastelegging en de relatief geringe ernst van het misdrijf, heeft het openbaar ministerie zelf aangegeven dat voortzetting van de vervolging niet opportuun is. Het hof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor de ten laste gelegde feiten. Daarnaast legt het hof een gevangenisstraf van drie maanden op voor de bewezenverklaring van de winkeldiefstal met geweld, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.