ECLI:NL:GHAMS:2019:2267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
23-002177-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van politierechter inzake poging tot zware mishandeling en verkeersdelicten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een agent door met een bromfiets op deze agent in te rijden. Dit gebeurde op 8 april 2018 te Schagen, waarbij de verdachte met hoge snelheid het stopteken van de agent negeerde. De verdachte verklaarde dat hij het risico had genomen, ondanks dat hij zich bewust was van de beperkte ruimte. Het hof oordeelde dat de verdachte daarmee voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, met een alcoholgehalte van 330 microgram per liter uitgeademde lucht. De vordering van de benadeelde partij, de agent, werd toegewezen tot een bedrag van €800,00 voor immateriële schade, en de vordering van de Politie Noord-Holland voor materiële schade tot €1.812,05. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van enkele andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002177-18
datum uitspraak: 23 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juni 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-067277-18 en 15-073317-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1995,
adres: [geboorteplaats 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-067277-18 (hierna te noemen: zaak A):
1. primair.
hij op of omstreeks 8 april 2018 te Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een bromfiets met een snelheid van ongeveer 30 km/h, althans een aanzienlijke snelheid, op deze [verbalisant] en/of de fiets waarop deze [verbalisant] zat, is ingereden (waardoor deze [verbalisant] ten val kwam), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair.
hij op of omstreeks 8 april 2018 te Schagen [verbalisant] (hoofdagent van de politie Eenheid Noord-Holland) heeft mishandeld door als bestuurder van een bromfiets met een snelheid van ongeveer 30 km/h, althans een aanzienlijke snelheid, op deze [verbalisant] en/of de fiets waarop deze [verbalisant] zat, in te rijden.
2.
hij op of omstreeks 8 april 2018 te Schagen als bestuurder van een voertuig (bromfiets (Piaggio)), daarmee rijdende op de weg, de Herenstraat en/of de Loet, - met een snelheid van (ongeveer) 30 km/h, althans een aanzienlijke snelheid, heeft ingereden op [verbalisant] en/of - (daarbij) niet in staat is geweest zijn bromfiets tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Schagen op/aan de Herenstraat en/of de Loet, op of omstreeks 8 april 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [verbalisant]) letsel en/of schade was toegebracht;
Zaak met parketnummer 15-073317-18 (hierna te noemen: zaak B):
hij op of omstreeks 8 april 2018 te Schagen als bestuurder van een motorrijtuig, tweewielige bromfiets (Piaggo, voorzien van het kenteken: [kenteken]), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 330 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen, waaronder een andere bewezenverklaring, komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte geen opzet had op het aanrijden van de agent. De verdachte heeft uit jeugdige overmoed de verkeerde inschatting gemaakt dat hij met een handige stuurbeweging nog om de agent heen zou kunnen rijden, maar heeft zich daarin vergist. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is met hoge snelheid op de agent ingereden, waarbij hij geen gehoor heeft willen geven aan het stopteken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat er weinig ruimte was, maar dat hij het risico desondanks heeft genomen. Onder die omstandigheid heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat hij de agent zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, bewust aanvaard. De verdachte heeft daarmee (minstgenomen) voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1. primair.
hij op 8 april 2018 te Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant], hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een bromfiets met een aanzienlijke snelheid, op deze [verbalisant] is ingereden, waardoor deze [verbalisant] ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 8 april 2018 te Schagen als bestuurder van een voertuig, bromfiets Piaggio, daarmee rijdende op de weg, de Herenstraat met een aanzienlijke snelheid, heeft ingereden op [verbalisant],
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd;
3.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Schagen op/aan de Herenstraat en/of de Loet, op of omstreeks 8 april 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [verbalisant]) letsel en/of schade was toegebracht;
Zaak B:
hij op of omstreeks 8 april 2018 te Schagen als bestuurder van een motorrijtuig, tweewielige bromfiets (Piaggo, voorzien van het kenteken: [kenteken]), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 330 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
Hetgeen in de zaak A onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het in de zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak B bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (330 microgram).

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

Oordeel van de politierechter en standpunten van partijen
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot:
  • voor het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde: een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden,
  • voor het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde: een voorwaardelijke geldboete van € 700,
  • voor het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde: een voorwaardelijke geldboete van € 700 en
  • voor het in zaak B bewezen verklaarde: een voorwaardelijke geldboete van € 300.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor zal worden veroordeeld tot
  • voor het in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde: een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden,
  • voor het in zaak A onder 2 ten laste gelegde: geen straf of maatregel,
  • voor het in zaak A onder 3 ten laste gelegde: een voorwaardelijke geldboete van € 700, en
  • voor het in zaak B ten laste gelegde: een voorwaardelijke geldboete van € 300.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de soort en de duur van de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, nadat hij te veel alcohol had gedronken, zijn bromfiets bestuurd. Toen een agent hem een stopteken gaf, besloot hij niet te stoppen. In plaats daarvan is hij de op de agent, die naast zijn fiets stond, met relatief hoge snelheid ingereden en heeft hem toen geraakt. De agent is toen zo hard met het hoofd op de grond gevallen, dat zijn helm scheurde en hij een hoofdwond opliep. Het hoofdletsel zou veel ernstiger hebben kunnen zijn als de agent zijn helm niet had opgehad of als deze voor de val van zijn hoofd was geraakt. Na het ongeval heeft de verdachte zich niet om de agent bekommerd. Integendeel, hij heeft de plaats van het ongeval daarna rennend verlaten.
De verdachte heeft zich kortom, als gemotoriseerd verkeersdeelnemer, bewust bijzonder onverantwoordelijk en gevaarzettend gedragen, met letsel aan een ander tot gevolg, en daarbij (opzettelijk) een stopteken genegeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 april 2019 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Ook blijkt daaruit dat hij nadien niet opnieuw met justitie in aanraking is geweest.
Ter terechtzitting heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij naar aanleiding van deze strafzaak zijn vorige baan is verloren. Hij heeft inmiddels een nieuwe baan, waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft. Daarnaast is gebleken dat de verdachte het kwalijke van zijn handelen inziet en dat hij tijdens een gesprek op eigen initiatief zijn excuses heeft aangeboden aan het slachtoffer en stappen heeft ondernomen om reeds te beginnen met het vergoeden van diens schade.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om de aan het eerste feit dat de verdachte heeft gepleegd als bestuurder van een motorrijtuig, te verbinden ontzegging van de rijbevoegdheid deze in voorwaardelijke vorm op te leggen. Vanwege de ernst van de feiten wordt aan de verdachte daarnaast een langdurige taakstraf opgelegd. De ernst van de feiten maakt dat het hof geen aanleiding ziet ook die straf (deels) in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden passend en geboden.
Het hof acht termen aanwezig voor de bewezenverklaarde overtreding geen straf of maatregel op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 1 primair, 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Nu de stellingen van de benadeelde partij door de verdediging niet gemotiveerd zijn betwist en deze het hof niet onaannemelijk voorkomen, zal de vordering worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals verzocht, vermeerderd worden met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Holland afd. HRM, geweld & schade
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.812,05. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Nu de stellingen van de benadeelde partij door de verdediging niet gemotiveerd zijn betwist en deze het hof niet onaannemelijk voorkomen, zal de vordering worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Beslag

Nu ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de in beslag genomen bromfiets reeds aan de verdachte is teruggegeven, zijn er geen inbeslaggenomen goederen meer waarover het hof nog een beslissing dient te nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 55, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 8, 176, 177 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak A onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak A onder 1 primair, bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant] ter zake van het in de zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 800,00 (achthonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant], ter zake van het in de zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 800,00 (achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 8 april 2018.
Vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Holland afd. HRM, geweld & schade
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Noord-Holland afd. HRM, geweld & schade ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-067277-18 onder 1 primair, 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.812,05 (duizend achthonderdtwaalf euro en vijf cent) ter zake van materiële schade.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Politie Noord-Holland afd. HRM, geweld & schade, ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-067277-18 onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.812,05 (duizend achthonderdtwaalf euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2019.
Mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M.P. Geelhoed zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[.....]