ECLI:NL:GHAMS:2019:1943
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Incident tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake beslag op AOW-uitkering
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in Amsterdam, waarin zijn verzoek tot het vaststellen van een beslagvrije voet werd afgewezen. Het incident betreft een verzoek om opheffing van het beslag dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft gelegd op de AOW-uitkering van [appellant]. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 223 Rv, waarbij [appellant] stelt dat hij zonder een vastgestelde beslagvrije voet in grote financiële problemen komt. De kantonrechter had eerder al een tijdelijke beslagvrije voet vastgesteld, maar deze is komen te vervallen door de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een definitieve beslagvrije voet. LBIO heeft verweer gevoerd tegen het incidentele verzoek van [appellant], en het hof heeft geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie om het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen. Het hof heeft het verzoek afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de eindbeschikking in de hoofdzaak. LBIO is in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken te reageren op het beroepschrift van [appellant].