ECLI:NL:GHAMS:2019:1942
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Incident tot voeging van zaken in hoger beroep tussen Nieuwburen c.s. en ING Bank N.V.
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, zijn de appellanten, Beleggings- en Exploitatiemaatschappij Nieuwburen B.V., Notex B.V. en Embocado B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Nieuwburen c.s.), in hoger beroep gekomen van een vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Dit vonnis dateert van 28 januari 2019 en betreft twee zaken met de zaaknummers 200.254.375/01 en 200.254.376/01. De appellanten hebben op 30 januari 2019 een dagvaarding ingediend en hebben vervolgens een memorie van grieven ingediend, vergezeld van producties. In het kader van deze procedure hebben zij een incidentele conclusie ingediend waarin zij op basis van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging van de zaken hebben gevorderd, met veroordeling van ING Bank N.V. in de kosten van het incident.
ING Bank N.V., de geïntimeerde in de hoofdzaak en verweerster in het incident, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof heeft vervolgens arrest gevraagd in het incident. De appellanten hebben aangevoerd dat de zaken tussen dezelfde partijen aanhangig zijn en betrekking hebben op hetzelfde feitencomplex. Het hof heeft vastgesteld dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv is voldaan en heeft de zaken gevoegd. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaken. De hoofdzaken zijn verwezen naar de rol van 2 juli 2019 voor het nemen van een memorie van antwoord door ING.
Het hof heeft in zijn beslissing de voeging van de zaken goedgekeurd en de verdere beslissingen aangehouden. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2019 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.