ECLI:NL:GHAMS:2020:1200

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
200.254.375/01 en 200.254.376/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging bankrelatie en identificatieplicht in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

In deze zaak gaat het om de opzegging van de bankrelatie tussen Nieuwburen c.s. en ING Bank N.V. De appellanten, bestaande uit Beleggings- en Exploitatiemaatschappij Nieuwburen B.V., Notex B.V. en Embocado B.V., hebben in hoger beroep de beslissing van de voorzieningenrechter aangevochten die hun vorderingen had afgewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of de opzegging van de bankrelatie door ING naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, en of ING voldoende heeft voldaan aan haar identificatieplicht onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

De voorzieningenrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de appellanten niet voldoende spoedeisend belang hadden bij hun vorderingen, aangezien de kredietrelatie inmiddels was beëindigd en de bankrekeningen waren gesloten. Het hof bevestigt deze conclusie en oordeelt dat de opzegging van de bankrelatie door ING gerechtvaardigd was, omdat Nieuwburen c.s. niet had voldaan aan de identificatieverplichtingen. ING had herhaaldelijk om aanvullende informatie gevraagd, maar de appellanten hadden geweigerd om de gevraagde gegevens te verstrekken, waaronder een gewaarmerkt legitimatiebewijs van de uiteindelijk belanghebbende, [C].

Het hof benadrukt dat ING op grond van de Wwft verplicht was om de uiteindelijk belanghebbende te identificeren en dat de appellanten, door niet aan deze verplichtingen te voldoen, ING belemmerden om aan haar wettelijke verplichtingen te voldoen. De opzegging van de bankrelatie was derhalve niet onaanvaardbaar. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen en wijst de vorderingen van Nieuwburen c.s. af, waarbij zij in de proceskosten worden veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.254.375/01 en
200.254.376/01
zaak-/rolnummers rechtbank Amsterdam: C/13/658821 / KG ZA 18-1346 en
C/13/659986 / KG ZA 19-16
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 april 2020
inzake (in beide zaken):

1.BELEGGINGS- EN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ NIEUWBUREN B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2. NOTEX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. EMBOCADO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
advocaat: mr. J. Bouter te Amsterdam,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.C. Netten te Amsterdam,
Partijen worden hierna wederom Nieuwburen c.s. (afzonderlijk Nieuwburen, Notex en Embocado) en ING genoemd.

1.Het verdere verloop in hoger beroep

in beide zaken

Het hof verwijst naar het tussenarrest in incident van 4 juni 2019. Na dat tussenarrest heeft ING een memorie van antwoord in beide zaken, met productie ingediend. Partijen hebben beide zaken ter zitting van 4 maart 2020 doen bepleiten door hun respectieve advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
in zaak 200.254.375/01
Nieuwburen c.s. heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis met zaak-/rolnummer C/13/658821 / KG ZA 18-1346 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4167) zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog haar vorderingen zal toewijzen, ING zal gelasten om haar medewerker [A] opdracht te geven om in overleg te treden teneinde op een redelijke termijn te komen tot een afwikkeling van de bankrelatie en ING te veroordelen om de termijn voor beëindiging van de bankrelatie te verlengen tot en met 30 september 2019, met beslissing over de proceskosten.
ING heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Nieuwburen c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en in het incident.
in zaak 200.254.376/01
Nieuwburen c.s. heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis met zaak-/rolnummer C/13/659986 / KG ZA 19-16 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4166) zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – ING te veroordelen om afhankelijk van de verlenging van de afwikkelingsperiode in zaak 200.254.375/01, de bankrekeningen van Nieuwburen c.s. geopend te houden, met beslissing over de proceskosten.
ING heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Nieuwburen c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en in het incident.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in zaak C/13/658821 / KG ZA 18-1346 onder 2.1 tot en met 2.9 en in zaak C/13/659986 / KG ZA 19-16 onder 2.1 tot en met 2.4 de feiten weergegeven die hij als vaststaand heeft aangenomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en binden derhalve ook het hof. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, zal van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1.
Nieuwburen drijft een onderneming die zich onder meer richt op het verkrijgen, beheren en exploiteren van onroerend goed. Notex en Embocado zijn financiële holdings, waarvan Nieuwburen bestuurder en enig aandeelhouder is. Bestuurder van Nieuwburen is [B] en enig aandeelhouder is de in Zwitserland gevestigde Strandrevier AG. Via vijf andere Zwitserse AG’s worden alle aandelen in Strandrevier AG gehouden door [C] (hierna:
[C]).
2.2.
Nieuwburen c.s. heeft een bankrelatie met ING en in dat verband beschikken Nieuwburen, Notex en Embocado ieder over een zakelijke bankrekening.
2.3.
Op de tussen partijen gesloten overeenkomsten zijn de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) en de Voorwaarden Zakelijke Rekening (VZR) van toepassing.
2.4.
In de ABV staat onder meer het volgende:
“Artikel 2 – Zorgplicht
(…)
1. Wij zijn bij onze dienstverlening zorgvuldig en houden hierbij zo goed mogelijk rekening met uw belangen. Dit doen wij op een manier die aansluit bij de aard van de dienstverlening. (…)
2. U bent zorgvuldig tegenover ons en houdt zo goed mogelijk rekening met onze belangen. U werkt eraan mee dat wij onze dienstverlening correct kunnen uitvoeren en aan onze verplichtingen kunnen voldoen. Hiermee bedoelen wij niet alleen onze verplichtingen tegenover u, maar bijvoorbeeld ook verplichtingen die wij in verband met onze dienstverlening aan u hebben tegenover toezichthouders of fiscale of andere (nationale, internationale of supranationale) autoriteiten. U geeft ons, als wij daarom vragen, de informatie en documentatie die wij daarvoor nodig hebben. (…)”
2.5.
In de VZR is onder meer het volgende opgenomen:
“7.3 De Overeenkomst kan door de Bank op elk gewenst moment schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 60 dagen.
7.4
In afwijking van het vorige lid is de Bank bevoegd de Overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen zonder ter zake tot enige schadevergoeding te zijn gehouden, indien het recht of de plicht daartoe is opgenomen in wet- of regelgeving of wanneer de Rekeninghouder gebruik maakt of heeft gemaakt van diensten of producten van de Bank voor activiteiten of doeleinden die in strijd zijn met wet- en regelgeving, de goede naam van de Bank kunnen schaden of de integriteit van het financiële systeem kunnen aantasten.”
2.6.
ING heeft van augustus 2015 tot en met juni 2018 diverse schriftelijke informatieverzoeken gestuurd aan Nieuwburen c.s.. Daarnaast hebben besprekingen tussen partijen plaatsgevonden op 6 december 2017 en 7 juni 2018. In brieven van 29 december 2017, 22 maart 2018, 16 mei 2018 en 22 juni 2018 heeft ING aan Nieuwburen c.s. verzocht om (aanvullende) informatie. In haar brief van 22 juni 2018 heeft ING onder het eerste, vierde en zesde gedachtestreepje onder meer de volgende informatie gevraagd: (i) het bewijs van aandeelhouderschap door [C] in de vennootschapsketen tot en met Nieuwburen, (iv) inzicht in het vermogen van [C] met kopie aangifte inkomsten- en vermogensbelasting en (vi) een gewaarmerkte kopie van een geldig legitimatiebewijs van [C] . ING heeft Nieuwburen c.s. bericht dat ING de dienstverlening aan Nieuwburen c.s. zal beëindigen indien deze niet uiterlijk 1 augustus 2018 voldoet aan haar verplichting informatie te verstrekken.
2.7.
Nieuwburen c.s. heeft dit informatieverzoek beantwoord bij brief van 13 augustus 2018 beantwoord. Deze brief bevat als bijlage 1 een ‘Organisation Chart Regarding Shareholding Structure’, volgens welke [C] via vijf Zwitserse AG’s enig aandeelhouder van Strandrevier AG is. In de brief wordt namens Nieuwburen c.s. onder meer het volgende geschreven:
“Ad 1. Als Bijlage 1 leggen wij over de Organisation Chart Regarding Shareholding Structure dd. 2 november, 6 december resp 16 december 2016. Belangrijk achten wij het dat dit stuk ondertekend is door maar liefst vijf verschillende personen, te weten de heer [C] namens Mandaris AG, mevrouw [D] , [E] en [F] . Tenslotte is het stuk gewaarmerkt en mede-ondertekend door de notaris Andrea Schmutz., kantoorhoudende te Basel (Zw.).
Wij achten het onjuist en een duidelijk geval van overkill om te twijfelen aan de namen en de handtekeningen van bovengenoemde vijf personen, inclusief die van de notaris. (…)
U zult zich wellicht de vraag stellen waarom er allerlei vennootschappen als “tussenpersonen” worden opgevoerd tussen Strandrevier AG en de heer [C] . Volgens het Zwitserse vennootschapsrecht, moeten vennootschappen de gebruikelijke 35% vennootschapsbelasting betalen. Echter, wanneer tegenover de Zwitserse belastingdienst kan worden aangetoond dat meer dan 25% van de aandelen in één hand zijn, dan wordt het tarief van 35% onder omstandigheden gehalveerd tot 17,5%. Het tussenschuiven van een serie vennootschappen heeft derhalve alles te maken met de Zwitserse vennootschapsbelasting.
Op grond van de vijf namen en de vijf handtekeningen als vermeld op Bijlage 1, zijn wij van oordeel dat in redelijkheid gesteld kan worden dat Bijlage 1 voldoende aantoont het bestaan van de heer [C] alsmede de eigendomsstructuur van de diverse B.V.’s als vermeld op Bijlage 1. Wij achten het onredelijk en het zou veel te ver voeren wanneer u uw eis zou handhaven dat u van alle vennootschappen gewaarmerkte kopieën van de diverse aandelenregisters wenst.
(…)
Ad 4. (…) Wij hebben (…) aan de heer [C] gevraagd om kopie Inkomsten- en Vermogensbelasting. (…) De heer [C] zou dit in beraad nemen, mede in overleg met zijn accountant en zijn belastingconsulent. Volgens de Zwitsers is een grote handicap in dit soort zaken dat de banken, waaronder ING Bank, tegenwoordig verplicht zijn de belastingdienst proactief te informeren ten aanzien van de financiële achtergronden van bepaalde transacties, alsmede zaken waarbij de UBO aan de orde komt.
Zou de heer [C] derhalve vertrouwelijk gegevens over zijn inkomen en vermogen verstrekken (…), dan zal de ING deze gegevens, samen met andere gegevens, conform de op haar rustende verplichting, prompt doorgeven aan de Nederlandse belastingdienst. Het is bekend dat de Nederlandse belastingdienst een intern e-mail verkeer onderhoudt en dat vervolgens vertrouwelijke gegevens naar allerlei personen, afdelingen, etc., per interne e-mail worden verzonden. Dit zou volgens de Zwitserse privacy-wetgeving een ernstige aantasting van privacy en vertrouwelijkheid met zich brengen. Wij zouden gaarne uw standpunt in dit soort aangelegenheden vernemen. Bent u bereid schriftelijk te verklaren dat u geen enkel gegeven die op de onderhavige materie betrekking heeft, proactief zult doorgeven aan de Nederlandse belastingdienst?
(…)
Ad 6. Voor de beantwoording van uw verzoek om een gewaarmerkte kopie van het legitimatiebewijs van de heer [C] , verwijzen wij naar hetgeen wij hierboven sub “Ad 1” hebben geformuleerd. Is het niet een beetje overdreven van de ING om een notarieel stuk met daarop een notarieel stempel van het notariskantoor en een handtekening van de notaris, samen met vier andere namen en handtekeningen als twijfelachtig te beschouwen? Wij zijn van oordeel dat de ING op een onredelijke wijze te ver gaat.”
2.8.
In reactie hierop heeft ING bij brief van 30 augustus 2018 de bankrelatie met Nieuwburen c.s. per 1 januari 2019 opgezegd. ING heeft onder meer geschreven:
“In [de brief van 13 augustus 2018] weigert u in feite om de door ons gevraagde gegevens aan te leveren en voert u daarvoor niet of nauwelijks ter zake doende redenen aan. U weigert zelfs om een gewaarmerkte kopie van het paspoort van de heer [C] aan te leveren. Andere gegevens wilt u alleen aanleveren indien ING schriftelijk zou verklaren dat zij niet voldoet aan haar wettelijke verplichting om gegevens aan de bevoegde autoriteiten te melden. Uiteraard zijn wij niet bereid om dit te verklaren. Voor zover u wel gegevens heeft aangeleverd, roepen deze meer vragen op dan zij beantwoorden. Gezien uw opstelling heeft ING geen vertrouwen dat deze vragen zullen worden beantwoord.
Uw weigering om uw verplichting na te komen om ING de gevraagde gegevens te verschaffen, is voor ING niet acceptabel, omdat u op deze wijze ING verhindert om te voldoen aan haar verplichtingen onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Er rest ons dan ook geen andere keuze dan om de dienstverlening aan Nieuwburen c.s. te beëindigen.”
2.9.
De advocaat van ING, heeft in een e-mail van 18 december 2018 bericht dat ING bereid is de bankrekeningen van Nieuwburen c.s. aan te houden totdat in dit kort geding in eerste aanleg uitspraak is gedaan. In een e-mail van 19 december 2018 heeft zij bevestigd dat het beheer en het beschikken over die bankrekeningen na 31 december 2018 niet anders zal verlopen dan daarvoor.
2.10.
ING heeft de toegang tot de bankrekeningen van Notex en Embocado begin januari 2019 abusievelijk gesloten en vervolgens weer heropend.
2.11.
Nieuwburen c.s. heeft op 2 mei 2019 het door ING aan haar verstrekte krediet afgelost.
2.12.
ING heeft de bankrekeningen van Nieuwburen c.s. in juni 2019 definitief gesloten.

3.Beoordeling in zaak 200.254.375/01

3.1.
Nieuwburen vorderde in eerste aanleg, samengevat, ING te veroordelen de termijn voor beëindiging van de bankrelatie te verlengen en ING te gelasten één of meerdere contactpersonen te benoemen en deze personen te gelasten met Nieuwburen c.s. in gesprek te gaan om tot een correcte afwikkeling van de bankrelatie te komen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Nieuwburen c.s. met zijn grieven op.
3.3.
ING betwist dat Nieuwburen c.s. voldoende (spoedeisend) belang bij de gevraagde voorzieningen heeft. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
3.4.
De vraag of Nieuwburen c.s. in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Tussen partijen staat vast dat de kredietrelatie in mei 2019 is geëindigd en dat alle bankrekeningen van Nieuwburen c.s. in juni 2019 zijn gesloten. Daarmee is het spoedeisend belang aan dit kort geding komen te ontvallen. De gevraagde voorzieningen kunnen reeds om die reden niet worden verleend. Nieuwburen c.s. mist daarom belang bij haar grieven 1 tot en met 7.
3.5.
Mede gelet op grief 8 moet nog worden beslist over de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling. Daartoe moet worden onderzocht of de vorderingen die in eerste aanleg ter beoordeling voorlagen, terecht zijn toe- of afgewezen, met inachtneming van het in appel gevoerde debat en naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van de beslissing in hoger beroep (afgezien van de omstandigheid dat het spoedeisend belang inmiddels is komen te vervallen). Het hof zal aan de hand van die maatstaf de grieven beoordelen.
3.6.
Hoewel Nieuwburen c.s. het met ING erover eens is dat hun wegen (hebben) moeten scheiden, verwijt zij ING dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Volgens Nieuwburen heeft ING ieder overleg over de afwikkeling van de relatie geweigerd, heeft zij haar opzeggingsbrief geantedateerd en was de gehanteerde opzeggingstermijn van zestig dagen te kort. Daarbij benadrukt Nieuwburen c.s. dat de bankrelatie veertig jaar heeft geduurd. Nieuwburen c.s. beroept zich bovendien op een nadere overeenkomst die volgens haar tussen partijen is gesloten, namens ING door haar medewerker [A] , waarin partijen volgens Nieuwburen c.s. zijn overeengekomen nader overleg te zullen plegen over de afwikkeling van hun bankrelatie.
3.7.
Het hof stelt voorop dat ING de overeenkomsten met Nieuwburen c.s. op grond van art. 7.3 VZR mocht opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van zestig dagen. Art. 7.4 VZR stond ING toe om de bankrelatie met onmiddellijke ingang op te zeggen indien was voldaan aan de aldaar vermelde voorwaarden. In dit kort geding ligt de vraag voor of voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat het gebruikmaken door ING van haar opzeggingsbevoegdheid, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.8.
In het kader van de daarbij te maken afweging komt gewicht toe aan de in artikel 2 lid 1 ABV neergelegde zorgplicht op grond waarvan ING bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht dient te nemen en daarbij naar beste vermogen met de belangen van Nieuwburen c.s. dient rekening te houden. Verder komt gewicht toe aan de verplichting van Nieuwburen c.s. om ingevolge artikel 2 lid 2 ABV eraan mee te werken dat ING aan haar verplichtingen jegens (onder meer) toezichthouders kan voldoen.
3.9.
In deze zaak is verder onder meer relevant dat ING gehouden is een cliëntenonderzoek te verrichten dat haar in staat stelt om de uiteindelijk belanghebbende van haar cliënt te identificeren en om redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren; indien de cliënt een rechtspersoon is, dient ING redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in zijn eigendoms- en zeggenschapsstructuur (art. 3 lid 2, aanhef en onder b, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)). Indien een cliënt handelt ten behoeve van een andere juridische constructie, strekt het cliëntenonderzoek zich tevens uit tot die juridische constructie (art. 3 lid 3 Wwft). Daarbij dient het cliëntenonderzoek te zijn afgestemd op de risicogevoeligheid voor witwassen van de zakelijke relatie (art. 3 lid 8 Wwft). Indien ING met betrekking tot Nieuwburen c.s. niet kan voldoen aan het bepaalde art. 3, lid 1, 2, 3 en 14, Wwft, dient zij de zakelijke relatie te beëindigen (art. 5 lid 3 Wwft).
3.10.
ING heeft aangevoerd dat Nieuwburen c.s. om verschillende redenen extra risicogevoelig is. Nieuwburen c.s. is actief in zakelijke vastgoedactiviteiten, hetgeen volgens de leidraad van DNB een verhoogd risico op fraude en witwassen met zich brengt. Een eerder ontvangen organigram bevat volgens ING een connectie met de zogenaamde ‘Panama papers’. [C] , die aanvankelijk een (indirect) 25%-belang in Nieuwburen c.s. hield, heeft dit belang in 2016 verhoogd tot 100%, terwijl de financiering daarvan de nodige vraagtekens oproept. De verkrijging van het (indirecte) 75%-pakket zou zijn gefinancierd met een lening. Daartoe verwijst Nieuwburen naar een leningovereenkomst op grond waarvan Transimmofinanz AG in 1988 NLG 45 miljoen aan Nieuwburen heeft uitgeleend ter financiering van Nederlands vastgoed. Daarbij zijn geen aflossingsverplichtingen overeengekomen of zekerheden bedongen. [C] is sinds 2015 bestuurder van deze AG. ING weet daarom nog steeds niet of [C] wel de uiteindelijk belanghebbende van Nieuwburen is. Naar het voorshands oordeel van het hof bestond in het licht van het bovenstaande – dat door Nieuwburen c.s. niet is bestreden – alle aanleiding voor een gedegen cliëntonderzoek.
3.11.
ING heeft aan Nieuwburen een gewaarmerkt afschrift van een geldig legitimatiebewijs van [C] als haar (gesteld) uiteindelijk belanghebbende verzocht. Niet in geschil is dat Nieuwburen c.s. aan dit verzoek geen gevolg heeft gegeven. Nieuwburen c.s. heeft volstaan met een verwijzing naar een organigram met daarop onder meer een handtekening en de naam van [C] . Daarmee heeft Nieuwburen c.s. ING evenwel niet in staat gesteld te voldoen aan haar verplichting tot identificatie van de uiteindelijk belanghebbende. Dat wordt niet anders indien in aanmerking wordt genomen dat het organigram mede is getekend door een Zwitserse notaris. Niet duidelijk is of de handtekening van die notaris ertoe strekt de juist- en volledigheid van het organigram te bevestigen, de daarop geplaatste handtekeningen te legaliseren en/of de identiteit van de desbetreffende personen te verifiëren. Dit organigram met handtekening kan daarom niet worden gelijkgesteld aan een gewaarmerkte kopie van een geldig identiteitsbewijs, dit terwijl Nieuwburen blijkens haar antwoord ‘Ad 6’ van de onder 2.7 aangehaalde brief klaarblijkelijk niet bereid was te voldoen aan het legitimatieverzoek van ING.
3.12.
Ook in hoger beroep is niet weersproken de stelling van ING dat zes Zwitserse AG’s, waaronder een trustkantoor zijn geschoven tussen Nieuwburen en [C] als uiteindelijk belanghebbende. Vragen waarom deze structuur wordt gebruikt zijn ook in hoger beroep onbeantwoord gebleven. Volgens ING biedt de fiscale reden die Nieuwburen aanvoert geen sluitende verklaring. Inderdaad doet de structuur, die volgens het organigram telkens bestaat uit 100%-pakketten, vragen rijzen in het licht van de onder 2.7 aangehaalde fiscale toelichting. De omstandigheid dat een van de tussengeschoven vennootschappen een trustkantoor is, onderstreept het belang dat ING de uiteindelijk belanghebbende moet kunnen identificeren aan de hand van een geldig legitimatiebewijs, zo is het hof met de voorzieningenrechter van oordeel.
3.13.
Aldus moet voorshands worden geoordeeld dat Nieuwburen c.s. reeds op grond van het voorgaande niet heeft voldaan aan haar verplichtingen jegens ING op grond van art. 2 lid 2 ABV. Naar voorshands oordeel van het hof was ING daardoor niet in staat aan haar verplichtingen uit hoofde van de Wwft te voldoen en diende zij ingevolge art. 5 lid 3 Wwft de zakelijke relatie te beëindigen.
3.14.
Onder die omstandigheden kan voorshands niet worden geoordeeld dat de opzegging op de voet van 7.3 VZR met inachtneming van een termijn van zestig dagen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Aan de belangen van Nieuwburen c.s. komt geen beslissend gewicht toe, reeds nu zijzelf degene was die ING belette te voldoen aan een basale verplichting uit hoofde van de Wwft, de identificatie van de uiteindelijk belanghebbende. Daar komt nog bij dat ING, afgezien van de abusievelijke tijdelijke sluiting van de toegang tot de bankrekeningen van Notex en Embocado, de bankrekeningen heeft gecontinueerd tot juni 2019.
3.15.
Hetgeen Nieuwburen c.s. daartegen heeft aangevoerd, waaronder de langdurige zakelijke relatie tussen partijen, kan niet leiden tot een andere uitkomst. In reactie op de gestelde omstandigheid dat het verstrekken van nadere informatie niet mogelijk zou zijn omdat daarmee in strijd met Zwitserse bank- en privacywetten zou worden gehandeld, overweegt het hof nog het volgende. Door in Nederland activiteiten te ontplooien en in Nederland een bankrelatie te onderhouden, onderwerpt Nieuwburen c.s. zich aan Nederlandse wet- en regelgeving. Zij dient de consequenties te aanvaarden indien zij daaraan om enige reden niet voldoet of indien zij ING niet in staat stelt om aan háár wettelijke verplichtingen te voldoen. Nog daargelaten dat het beroep op de Zwitserse wet- en regelgeving onvoldoende is toegelicht, kan dit beroep in de gegeven omstandigheden geen beslissend gewicht in de schaal leggen bij de beantwoording van de vraag of de opzegging onaanvaardbaar was.
3.16.
Met de voorzieningenrechter is het hof voorts van oordeel dat er geen rechtsplicht bestond op grond waarvan ING in de gegeven omstandigheden gehouden was nader overleg te plegen of de beëindiging van de relatie verder te begeleiden. Het bestaan van een ‘nadere overeenkomst’ hieromtrent is door ING gemotiveerd betwist en ligt gelet op hetgeen overigens is gebleken ook bepaald niet in de rede. Reeds op die grond heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening om ING-medewerkers daartoe aan te wijzen kunnen weigeren.
3.17.
Slotsom is dat de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen terecht heeft geweigerd, zodat ook de grief die is gericht tegen de proceskostenveroordeling niet kan slagen. Dit kort geding leent zich verder niet voor bewijslevering. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Nieuwburen c.s. zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beoordeling in zaak 200.254.376/01

4.1.
De vordering van Nieuwburen c.s. strekt ertoe dat ING wordt veroordeeld om afhankelijk van de verlenging van de afwikkelingsperiode in zaak 200.254.375/01, de bankrekeningen van Nieuwburen c.s. geopend te houden, met beslissing over de proceskosten.
4.2.
Nu Nieuwburen c.s. belang mist bij haar vordering in zaak 200.254.375/01, kan ook de gevraagde voorziening in zaak 200.254.376/01 niet worden toegewezen. Daarmee mist ook dit hoger beroep belang.
4.3.
Naar de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, bestond ook in eerste aanleg geen belang bij de vordering van Nieuwburen c.s. omdat de gevraagde voorzieningen in zaak C/13/658821 / KG ZA 18-1346 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4167) terecht zijn geweigerd. Daarmee is Nieuwburen c.s. terecht in de proceskosten veroordeeld.
4.4.
Voor bewijslevering is geen plaats. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Nieuwburen c.s. zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

5.Beslissing

Het hof:
5.1.
bekrachtigt de vonnissen met zaak-/rolnummers C/13/658821 / KG ZA 18-1346 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4167) en C/13/659986 / KG ZA 19-16 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4166);
5.2.
veroordeelt Nieuwburen c.s. in zaak 200.254.375/01 in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ING begroot op € 741 aan verschotten en € 3.222 voor salaris;
5.3.
veroordeelt Nieuwburen c.s. in zaak 200.254.376/01 in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ING begroot op € 741 aan verschotten en € 3.222 voor salaris;
5.4.
veroordeelt Nieuwburen c.s. in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van ING begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, J.M. de Jongh en C.M. Stokkermans en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 april 2020.