ECLI:NL:GHAMS:2019:1865
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verduistering in dienstbetrekking na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking, waarbij hij een geldbedrag van 9.403,51 euro zou hebben toegeëigend dat toebehoorde aan zijn werkgever. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 16 april 2019 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.
De tenlastelegging stelde dat de verdachte op of omstreeks 4 september 2015 opzettelijk het geldbedrag had verduisterd. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte daadwerkelijk verantwoordelijk was voor de betreffende transacties. Het hof wees op het gebrek aan bewijs dat de verdachte de betalingen had verricht, mede omdat het gebruikte wachtwoord voor alle medewerkers toegankelijk was en er meerdere medewerkers aanwezig waren op het moment van de vermeende verduistering.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.