ECLI:NL:GHAMS:2019:1827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
23-002481-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot het horen van getuigen in hoger beroep in een strafzaak

Op 3 juni 2019 vond een regiezitting plaats in het hoger beroep van een strafzaak bij het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. R.P.M. Kocken. De raadsvrouw had eerder een appelschriftuur ingediend met verzoeken tot het horen van getuigen, waaronder de aangeefster en haar kinderen. Tijdens de zitting werd besproken dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat het belangrijk was om te begrijpen wanneer zij haar goedkeuring voor het handelen van de verdachte had ingetrokken. De advocaat-generaal, mr. J. Weening, gaf aan geen bezwaar te hebben tegen het horen van de getuigen. Het hof besloot het verzoek tot het horen van de getuigen toe te wijzen, met de voorwaarde dat de getuigen alleen gehoord zouden worden indien de raadsheer-commissaris dit nodig achtte na het horen van de aangeefster. De zaak werd geschorst voor onbepaalde tijd, met een bevel tot oproeping van de verdachte voor een nader te bepalen terechtzitting. Het proces-verbaal van deze zitting werd vastgesteld en ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier.

Uitspraak

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van dit gerechtshof op 20 mei 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,
mr. J. Piena en mr. B.A.A. Postma, leden,
mr. L. van Dijk, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J. Weening, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak tegen de hierna te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1948,
adres: [adres 1],
is niet verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.P.M. Kocken, advocaat te Haarlem, die mededeelt dat de verdachte op de hoogte is van de terechtzitting en dat zij uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsvrouw de verdachte te verdedigen.
De raadsvrouw heeft het hof bij e-mail van 24 juli 2018 een appelschriftuur met opgave van onderzoekswensen doen toekomen, inhoudende het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 1],
[getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].
De raadsvrouw wordt in de gelegenheid gesteld haar verzoek nader toe te lichten. Zij voert het volgende aan:
Ik heb niet zoveel toe te voegen aan de door mij eerder ingediende appelschriftuur. De verklaringen van aangeefster zijn niet goed op waarde te schatten. Zij heeft twee verklaringen afgelegd die naar mijn mening niet goed met elkaar zijn te rijmen. De ene keer is er geen machtiging en de andere keer wel. Op basis van dit dossier kan het zo zijn dat de verdachte iets verkeerd heeft gedaan, maar het kan ook zo zijn dat dat niet het geval is. Ik wil van aangeefster weten op welk moment zij heeft besloten dat zij het handelen van de verdachte niet goedkeurde, van tevoren of later nadat de kinderen dat tegen haar zeiden. Haar kinderen wil ik eveneens horen als getuigen. Er is sprake van een wisselwerking tussen aangeefster en de kinderen. Een van de kinderen heeft voor haar aangifte gedaan. Zij hebben hier allemaal een beeld bij. De kinderen hebben als getuigen een meerwaarde, indien aangeefster onvoldoende duidelijkheid kan geven. Het horen van de kinderen als getuige is mijns inziens niet nodig, indien aangeefster voldoende blijk geeft van hoe de gang van zaken is geweest. Het gaat dus primair om het horen van aangeefster als getuige.
De raadsvrouw deelt desgevraagd mede dat zij geen bezwaar heeft tegen het horen van de getuigen bij de raadsheer-commissaris of door een gedelegeerd raadsheer-commissaris.
De oudste raadsheer merkt op:
De advocaat-generaal heeft op voorhand laten weten zich niet te zullen verzetten tegen het horen van de getuigen, maar de vraag is wat de kinderen kunnen verklaren met betrekking tot het ten laste gelegde.
De raadsvrouw voert aan:
De verdachte zegt dat hij jarenlang met aangeefster is uitgegaan. Hij heeft verklaard dat aangeefster dat fijn vond, dat zij eenzaam was en dat zij een soort vrienden waren. Hij heeft verklaard dat hij geen geld had en dat aangeefster veel geld had en ook een fors bestedingspatroon. De kinderen bevestigen dit. De vraag is wanneer aangeefster dit niet meer goedkeurde. Ik ga ervan uit dat de kinderen hier een rol in spelen. De kinderen zijn er niet bij geweest, maar zij geven het dossier een bepaalde kleur. Ik vind het daarom nuttig de kinderen als getuigen te horen. Als het alleen gaat om de vraag of er wel of geen toestemming was, is het horen van aangeefster als getuige voldoende. Het gaat erom hoe integraal naar het dossier kan worden gekeken. De rechtbank heeft naar mijn mening veel waarde gehecht aan de verklaringen van de kinderen.
De voorzitter vraagt hoe tegen de mogelijkheid van een open verwijzing naar de raadsheer-commissaris wordt aangekeken waarbij het dan in elk geval om het horen van aangeefster als getuige gaat.
De raadsvrouw deelt mede dat zij hiertegen geen bezwaar heeft.
De advocaat-generaal heeft geen bezwaar tegen het horen van de getuigen en deelt hiertoe mede:
Ik kan mij goed vinden in de suggestie. Aangeefster wordt in dat geval eerst gehoord en daarna kan door de rechter-commissaris worden bepaald of er behoefte het horen van de kinderen als getuigen.
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraad in raadkamer.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissingen van het hof het volgende mede.
Het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] wordt toegewezen, met dien verstande dat de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] slechts als getuigen worden gehoord indien de raadsheer-commissaris dit, na het horen van getuige [getuige 1], in het belang van de verdediging acht.
Het hof verwijst de zaak naar de vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, voor het horen van de hierna te noemen getuige:
  • [getuige 1], geboren op [geboortedag 2] 1928 te [geboorteplaats 2], wonende te [adres 2];
  • [getuige 2], geboren op [geboortedag 3] 1956 te [geboorteplaats 3], wonende te [adres 3];
  • [getuige 3], geboren op [geboortedag 4] 1954 te [geboorteplaats 4], wonende te [adres 4];
  • [getuige 4], geboren op [geboortedag 5] 1960 te [geboorteplaats 5], wonende te [adres 5].
De stukken worden in handen gesteld van de vaste raadsheer-commissaris.
Het onderzoek wordt geschorst voor onbepaalde tijd, met bevel tot oproeping van de verdachte tegen de dag en het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting en kennisgeving daarvan aan diens raadsvrouw.
Voor die terechtzitting dient tevens een kennisgeving te worden verzonden naar de benadeelde partij.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat, bij ontstentenis van de voorzitter, door de oudste raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Noot: Voor de behandeling van onderhavige zaak op de volgende zitting dienen
75 minutente worden gereserveerd.