ECLI:NL:GHAMS:2019:1824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
23-001802-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging en veroordeling belediging met betrekking tot een incident bij een tankstation

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor bedreiging en belediging van een medewerkster bij een tankstation. De bedreiging vond plaats op 25 maart 2018, waarbij de verdachte de aangeefster dreigende woorden toefluisterde. Het hof oordeelde dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte voor de bedreiging werd vrijgesproken.

Wat betreft de belediging, oordeelde het hof dat de verklaring van een getuige voldoende steun bood voor de beschuldiging. De verdachte had de aangeefster beledigd door kwetsende en respectloze woorden te gebruiken, wat leidde tot een veroordeling voor eenvoudige belediging. Het hof legde een geldboete op van € 250,00 en 5 dagen hechtenis, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan.

De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken van de bedreiging. De vordering kon alleen bij de burgerlijke rechter worden ingediend. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte voor de bedreiging vrijsprak en voor de belediging straf oplegde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001802-18
datum uitspraak: 3 juni 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-057989-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla je kankertanden uit je bek als het moet. Ik ga via Snapchat het aan mijn vrienden laten zien. Dan komen ze allemaal naar de [bedrijf] om jou in elkaar te slaan en om jou af te maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] , in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Jij bent maar een kanker Hoer. Als ik wil spuug ik hier. Kanker hoer. Je moeder. Jij bent een bitch. Hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, waarbij verdachte tegen het raam waarachter [slachtoffer] zat/stond spuugde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak van hetgeen onder 1 is ten laste gelegd

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard. De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het hof oordeelt dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer] , omdat de verklaring van aangeefster voor wat betreft de ten laste gelegde woorden onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde belediging van [slachtoffer] . De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de inhoud van de getuigenverklaring niet bruikbaar is voor het bewijs omdat de getuige de Nederlandse taal niet machtig is en de verklaring van de getuige op verschillende punten aantoonbaar onjuist is gebleken. Daarnaast wijkt het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden op verschillende punten af van wat op de camerabeelden feitelijk waarneembaar is.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. De verklaring van aangeefster met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde vindt voldoende steun in hetgeen de getuige [getuige] ter plaatse heeft waargenomen en de spetters speeksel die de politie daarna heeft gezien. Het feit dat de getuige de Nederlandse taal onvoldoende machtig is sluit niet uit dat hij kennelijk in staat was de woorden ‘bitch’, ‘hoer’ en ‘teef’ te kunnen herkennen. Ook overigens heeft het hof geen redenen te twijfelen aan de juistheid van hetgeen de getuige heeft verklaard te hebben gezien en gehoord.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 maart 2018 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] , in het openbaar, mondeling heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "Jij bent maar een kankerhoer. Als ik wil spuug ik hier. Kankerhoer. Je moeder. Jij bent een bitch. Hoer", waarbij verdachte tegen het raam waarachter [slachtoffer] zat/stond spuugde.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig uren, te vervangen door tien dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belediging van een medewerkster bij een tankstation door naar haar termen te schreeuwen die respectloos zijn en als kwetsend kunnen worden ervaren. De verdachte heeft aangeefster aldus in haar eer en goede naam aangetast.
Het hof heeft aansluiting gezocht bij de straffen die door rechters bij eenvoudige belediging plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt een geldboete van € 150,00 euro genoemd voor belediging door
first offenders. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2019 is hij eerder ter zake van belediging onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof slaat eveneens acht op het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 363,24, bestaande uit € 13,24 materiële schade en
€ 350,00 ter zake van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. De vordering tot schadevergoeding is, gelet op de gegeven toelichting, gegrond op de schade die door het onder 1 ten laste gelegde zou zijn geleden. Daarvan wordt de verdachte vrijgesproken. De benadeelde partij kan dan ook niet in de vordering worden ontvangen. Zij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 63 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan telkens
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J. Piena en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 juni 2019.
Mr. Boumans en mr. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]