ECLI:NL:GHAMS:2019:1807

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
23-004294-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door middel van verbreking van een autoruit met werkstraf en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002, was beschuldigd van diefstal door middel van verbreking van een autoruit. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een rugzak en ondergoed uit een Volkswagen Polo op 1 januari 2018 te Amsterdam. Het hof heeft de waarnemingen van de verbalisanten en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, in plaats van de eerder opgelegde 60 uren, die kon worden omgezet in jeugddetentie. De benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij verzuimd had het verzoek tot schadevergoeding te ondertekenen en niet in hoger beroep was verschenen. Het hof oordeelde dat het bieden van herstelmogelijkheden voor de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De op te leggen straf was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004294-18
datum uitspraak: 29 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 3 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-040686-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto (type: Volkswagen Polo) heeft weggenomen een rugzak (merk: Eastpak) en/of ondergoed in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door verbreking van een ruit;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de kinderrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto (type: Volkswagen Polo) heeft weggenomen een rugzak (merk: Eastpak) toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door verbreking van een ruit.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

Het hof ziet in hetgeen in hoger beroep is aangevoerd geen grond te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisanten of aan de herkenning van de verdachte door de getuige Zeillemaker en evenmin aan diens overige waarnemingen. Het gevoerde verweer vindt voor het overige zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, zoals die eventueel in een aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een rugzak uit een auto door een ruit te verbreken. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. De verdachte heeft met zijn gedrag schade en hinder veroorzaakt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte sinds onderhavig feit niet opnieuw in aanraking is gekomen met justitie. Ook is ter terechtzitting gebleken dat de schoolgang van de verdachte voorspoedig verloopt en dat de verdachte een helder beeld van zijn vervolgopleiding heeft. Bovendien houdt het hof rekening met het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde in deze zaak.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij […]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 195,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 165,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De benadeelde partij heeft verzuimd het verzoek tot schadevergoeding te ondertekenen, heeft niet te kennen gegeven de oorspronkelijke vordering in hoger beroep te willen handhaven, is noch in eerste aanleg noch in hoger beroep verschenen en heeft het schadebedrag niet specifiek onderbouwd, terwijl de verdachte elke betrokkenheid heeft ontkend en namens hem derhalve is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Het hof is van oordeel dat het bieden van een mogelijkheid tot herstel van het ontbreken van een ondertekening en tot het nader onderbouwen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij […]
Verklaart de benadeelde partij […] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. R.D. van Heffen en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 mei 2019.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]