ECLI:NL:GHAMS:2019:1805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
23-004598-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met vernietiging van de strafoplegging wegens gebrek aan actueel rapport over de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2018. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Dit is in lijn met artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd voor wat betreft de bewezenverklaring van het eerste feit, maar heeft de strafoplegging vernietigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 34 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft echter vastgesteld dat er geen actueel rapport van de Raad voor de Kinderbescherming of de William Schrikker Stichting beschikbaar was, waardoor het niet mogelijk was om te beoordelen of bijzondere voorwaarden noodzakelijk waren. Hierdoor heeft het hof besloten om geen bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf.

De verdachte was betrokken bij een poging tot afpersing, waarbij hij samen met anderen het slachtoffer op intimiderende wijze benaderde. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf bevestigd, maar zonder de bijzondere voorwaarden, en heeft het vonnis van de rechtbank in dat opzicht vernietigd. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004598-18
datum uitspraak: 29 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-684259-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Hetgeen in hoger beroep ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is aangevoerd, heeft het hof niet gebracht tot andere inzichten dan de rechtbank en wordt voldoende weerlegd door de bewijsvoering in het vonnis. Het hof verenigt zich dus met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 34 uren voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, de verplichting mee te werken aan begeleiding door een IPA-coach en de verplichting mee te werken aan behandeling door een psycholoog.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing op de openbare weg. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer, dat fietsend op hen af kwam, de weg versperd en hem op intimiderende wijze toegesproken. Het slachtoffer is op de grond gevallen en is tegen zijn lichaam en hoofd geschopt. Daardoor zijn gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. De verdachte heeft zich geen moment bekommerd om de gevolgen van het delict voor het slachtoffer. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering geen actueel rapport hebben opgesteld over de persoon van de verdachte. Derhalve is het niet mogelijk objectief te toetsen of het opleggen van bijzondere voorwaarden noodzakelijk is. Gelet op het voorgaande heeft het hof te weinig aanknopingspunten om bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijke deel van de straf. Noch de stukken, noch het verhandelde ter terechtzitting levert grond op voor de noodzaak van een nader onderzoek hiernaar.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
20 (twintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. R.D. van Heffen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 mei 2019.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]