ECLI:NL:GHAMS:2019:1774

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
23-000943-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in Vietnam in 1954, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 34.126,39 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen, maar de veroordeelde ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 april 2019 heeft de advocaat-generaal de vordering herhaald, terwijl de raadsman van de veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 13.078,72 wilde vaststellen, stellende dat het aantal hennepplanten dat was aangetroffen niet overeenkwam met het aantal dat eerder was geoogst. Het hof heeft echter vastgesteld dat er 360 hennepplanten waren aangetroffen en dat de verdediging niet kon onderbouwen dat het aantal planten bij een eerdere oogst lager was. Het hof heeft geconcludeerd dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten en dat de vordering van het openbaar ministerie terecht was.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verplichting tot betaling aan de Staat van € 34.126,00 opgelegd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft geen aanleiding gezien om rekening te houden met de draagkracht van de veroordeelde, aangezien dit niet onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de oudste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000943-18
datum uitspraak: 28 mei 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 april 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-700637-14 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Vietnam) op [geboortedag] 1954,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 34.126,39.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 april 2017 veroordeeld ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal van elektriciteit.
Ook heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 14 april 2017 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 30.967,39 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tegen beide vonnissen is namens de veroordeelde hoger beroep ingesteld.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 april 2019 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a Sv.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde
de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 34.126,39 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op een bedrag van € 13.078,72. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat weliswaar 360 hennepplanten zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] te Heiloo, maar dat een eerdere oogst niet eenzelfde aantal planten betreft. Bij de doorzoeking zijn slechts vier vuilniszakken
met wortelresten aangetroffen, welke wortelresten afkomstig zouden zijn van 152 hennepplanten.
Het bedrag van € 13.078,72 correspondeert met deze 152 hennepplanten. De ‘sprong’ naar 360 hennepplanten is ten onrechte niet met bewijsmiddelen onderbouwd, maar is slechts gebaseerd op vermoedens.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verdediging betwist niet dat de veroordeelde door het oogsten van hennep wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, maar betwist wel het aantal hennepplanten van die eerdere oogst.
Het hof stelt vast dat 360 hennepplanten zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2]
te Heiloo (proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 14 augustus 2014, doorgenummerde pagina’s 16-19 met bijlagen). De veroordeelde heeft deze gehele woning - naar uit de stukken kan worden opgemaakt - louter gehuurd voor het telen van hennep. Algemeen bekend is dat in de hennepteelt wordt gestreefd naar winstmaximalisatie. Het hof acht het dan ook het niet waarschijnlijk dat de veroordeelde in eerste instantie slechts een deel van de ruimtes in deze woning als kweekruimte had ingericht.
De enkele omstandigheid dat vier vuilniszakken met wortelresten van ‘maar’ 152 hennepplanten zijn aangetroffen in de woning, maakt dat niet anders. Zeer aannemelijk is dat de wortelresten niet in één keer worden afgevoerd en dat andere wortelresten derhalve al eerder waren afgevoerd.
Het hof heeft bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel aansluiting gezocht bij het
rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, - verder te noemen: de voordeelsrapportage -
op 20 oktober 2014 ondertekend door de rapporteur [verbalisant].
Het vorenstaande leidt tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aangetroffen planten/potten
In de kwekerij stonden minimaal 360 hennepplanten. Dit is vastgesteld door de planten te tellen, door de oppervlakte van de beplanting te berekenen en dit te vermenigvuldigen met het aantal planten per m2.
De oppervlakte van de beplanting in de diverse kwekerijen was:
B: 2.3 m x 3.1 m = 7.1 m2
C: 3.5 m x 3 m = 10.5 m2
D: 3.2 m x 3 m = 9.6 m2
G: 3.3 m x 4.4 m = 14.5 m2
Aantal planten:
B: 61 planten geeft: 61/7.1 = 8.6 plant/m2
C: 96 planten geeft: 96/10.5 = plant/9.1 m2
D: 100 planten geeft: 100/9.6 = plant/10.4 m2
G: 103 planten geeft: 103/14.5 = 7.1 plant/m2
Opbrengst hennep per plant
In het BOOM-rapport van 1 november 2010 - aan de hand waarvan de rapporteur de berekening heeft opgesteld - is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. Deze opbrengst is afhankelijk van de hoeveelheid hennepplanten op een m2. Hieruit blijkt dat hoe lager het aantal planten op een m2, hoe hoger de opbrengst per plant. De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel tussen de 30.2 en 31.8 gram per plant.
Kweekruimte:
B: 8.6 plant / m2 = 31.1 gram/plant
C: 9.1 plant / m2 = 30.9 gram/plant
D: 10.4 plant / m2 = 30.2 gram/plant
G: 7.1 plant / m2 = 31.8 gram/plant
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
B: 61 planten x 31.1 gram = 1.897,1 gram
C: 96 planten x 30.9 gram = 2.966,4 gram
D: 100 planten x 30.2 gram = 3.020,0 gram
G: 103 planten x 31.8 gram = 3.275,4 gram
Totaal: 11.158,9 gram = 11.158,9 kilogram hennep
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal € 3.28 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 11.158,9 kilogram x € 3.28 =
€ 36.601.
Kostenberekening
De veroordeelde betrok de elektriciteit op illegale wijze en door de energieleverancier Liander werd hiervan aangifte gedaan.
Omdat de veroordeelde de door Liander in rekening gebrachte kosten op het moment van sluiten van
de voordeelsrapportage niet had voldaan - en overigens ook ter terechtzitting in hoger beroep niet is gebleken dat deze zijn betaald - zijn de kosten voor elektriciteit niet op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. De wel in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij worden begroot op:
Afschrijvingskosten : [bedrag volgens de tabel] € 250
Hennepstekken : 360 x € 2,85 € 1.026
Variabele kosten : 360 x € 3,33 € 1.199
Totaal aan kosten : € 2.475
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
Bruto opbrengst 1 oogst x € 36.601 € 36.601
Totale kosten 1 oogst x € 2.475 € -/- 2.475
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 34.126

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aangezien niet nader is onderbouwd dat de veroordeelde - zoals de raadsman stelt - geen draagkracht heeft, ziet het hof geen aanleiding daar rekening mee te houden. Derhalve zal aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 34.126.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit wettelijke voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
34.126 (vierendertigduizend honderdzesentwintig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 34.126 (vierendertigduizend honderdzesentwintig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. J.D.L. Nuis en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 mei 2019.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]