ECLI:NL:GHAMS:2019:1732

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
24 mei 2019
Zaaknummer
23-003502-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal en belediging van een ambtenaar. De tenlastelegging omvatte twee zaken: de eerste betrof diefstal van goederen, waaronder een tas en een telefoon, op 22 juli 2018 te Hoorn, en de tweede betrof de belediging van een ambtenaar op 4 augustus 2018 te Hoorn. Tijdens de zitting op 30 april 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met het eerdere strafblad van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003502-18
datum uitspraak: 14 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-146228-18 en 15-154196-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 april 2019.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-146228-18:
primair:
hij op of omstreeks 22 juli 2018 te Hoorn een tas, een portemonnee, een telefoon (iPhone), (bank)pasjes, een gouden ring, een zonnebril, een pakje sigaretten (van het merk Camel) en/of geld/bankbiljetten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 juli 2018 te Hoorn, een goed, te weten een bankpas, een telefoon (i-Phone), een gouden ring, een pakje sigaretten (van het merk Camel) en/of geld/bankbiljetten, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijden van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak met parketnummer 15-154196-18:
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Hoorn opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten belast met horeca surveillance in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Jullie zijn allemaal kankerlijers" en/of "Ik kan in jouw gezicht klaarkomen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een verweer

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte ten aanzien van de zaak met parketnummer 15-154196-18 aangevoerd dat verbalisant [verbalisant] op het moment dat de verdachte haar beledigde niet in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was, omdat de aan de verdachte gedane vordering zich te verwijderen niet had mogen worden gedaan. Bovendien was deze vordering onduidelijk en had de verdachte reeds aan de vordering voldaan, althans mocht hij in de veronderstelling verkeren dat hij daaraan had voldaan, aldus de raadsman.
Op het moment dat verbalisant [verbalisant] de verdachte aanhield, bestond naar het oordeel van het hof een redelijk vermoeden van schuld jegens de verdachte. Dit heeft de verdediging ook niet betwist. Zelfs als achteraf zou blijken dat de voorafgaande vordering aan de verdachte, gedaan door collega’s van [verbalisant], gebreken vertoonde (hetgeen overigens niet is gebleken), kan dit aan de rechtmatigheid van de aanhouding – en dus aan de rechtmatigheid van de uitoefening van de bediening – niet in de weg staan. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15‑146228-18 primair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 15-154196-18 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-146228-18:
hij op 22 juli 2018 te Hoorn een tas, een portemonnee, een telefoon, pasjes, een gouden ring, een zonnebril, een pakje sigaretten en geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 15-154196-18:
hij op 4 augustus 2018 te Hoorn opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten belast met horeca surveillance in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Jullie zijn allemaal kankerlijers" en "Ik kan in jouw gezicht klaarkomen".
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-146228-18 primair en in de zaak met parketnummer 15-154196-18 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-146228-18 primair en in de zaak met parketnummer 15-154196-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-146228-18 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 15-154196-18 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-146228-18 primair en in de zaak met parketnummer 15-154196-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 15-146228 primair en in de zaak met parketnummer 15-154196-18 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door een tas met inhoud weg te nemen, heeft de verdachte de benadeelde schade en overlast bezorgd. Ook heeft de verdachte hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Het uitschelden van politieambtenaren is voor hen niet alleen kwetsend en denigrerend, ook maakt het in het algemeen inbreuk op het gezag van de politie.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 april 2019 is hij eerder ter zake van diefstal veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15‑146228-18 primair en in de zaak met parketnummer 15-154196-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-146228-18 primair en in de zaak met parketnummer 15‑154196‑18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 mei 2019.
[…]