In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 22 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1961, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 3 november 2017 te Purmerend. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 april 2019 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich verdedigde tegen een wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding, aangezien de verklaringen van de betrokkenen niet voldoende steun boden voor de stelling van de verdachte dat hij werd aangevallen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als mishandeling gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld.