ECLI:NL:GHAMS:2019:1703

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-000575-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met aanvulling van de strafmotivering en toetsing van de ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2019. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde ISD-maatregel. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar voegt een aanvulling toe aan de strafmotivering. Het hof oordeelt dat de noodzaak van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel uiterlijk zes maanden na aanvang van de uitvoering moet worden getoetst, zoals voorgeschreven in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de zitting op 3 mei 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte dezelfde maatregel opgelegd krijgt als in eerste aanleg. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de ISD-maatregel niet passend is en dat de verdachte behoefte heeft aan begeleiding door de reclassering. Het hof verwerpt dit primaire verweer, omdat er geen effectief hulpverleningstraject is geweest en de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De reclassering concludeert dat een ambulant kader niet zal leiden tot vermindering van recidive.

Het hof onderschrijft het belang van een persoonlijkheidsonderzoek, maar stelt dat dit onderzoek binnen het kader van de ISD-maatregel kan plaatsvinden. Het verzoek om heropening van het onderzoek en het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank en legt de verplichting op aan het Openbaar Ministerie om binnen zes maanden na aanvang van de ISD-maatregel te rapporteren over de voortzetting van de maatregel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000575-19
datum uitspraak: 17 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-232866-18 en
13-701049-18, 13-229463-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de strafmotivering als hiernavolgend aanvult, de tussentijdse beoordeling van de
ISD-maatregel tevens in het dictum opneemt en een beslissing neemt op in hoger beroep gedane verzoeken.

Aanvullende strafmotivering

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat het opleggen van de ISD-maatregel niet passend en geboden zou zijn. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de verdachte behandeling en begeleiding door de reclassering nodig heeft en plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders een te ingrijpende maatregel is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen en met heropening van het onderzoek de zaak aan te houden en een onderzoek naar de persoonlijkheid van de verdachte op te laten maken.
Het hof verwerpt het primaire verweer en overweegt daartoe als volgt.
Hoewel de verdachte te kennen geeft gemotiveerd te zijn voor begeleiding en in staat is afspraken na te komen, is er eerder geen hulpverleningstraject van de grond gekomen. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De reclassering concludeert in het Reclasseringsadvies van 8 oktober 2018 dat op basis van wat is geprobeerd in het kader van toezicht, een ambulant kader niet zal leiden tot vermindering van recidive en een structurele verandering van de leefomstandigheden van de verdachte teweeg zal brengen. Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het primaire verweer van de raadsman.
Het hof overweegt ten aanzien van het subsidiair gedane verzoek als volgt.
De raadsman van de verdachte bepleit dat het noodzakelijk is dat onderzoek wordt gedaan naar de persoonlijkheid van de verdachte en dat de zaak daartoe na heropening en hervatting zou moeten worden aangehouden om een persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten.
Het hof onderschrijft het belang van een persoonlijkheidsonderzoek maar overweegt dat dit onderzoek binnen het kader van de ISD-maatregel kan plaatsvinden. Het verzoek wordt in zoverre dus afgewezen.
Gelet op het voorgaande bepaalt het hof wel dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt getoetst, zoals bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof van oordeel is dat er nog steeds voldoende ernstige bezwaren en gronden zijn voor voortzetting van de voorlopige hechtenis, zodat het overigens niet nader onderbouwde verzoek om opheffing daarvan wordt afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 6 (zes) maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Wijst af het verzoek om heropening van het onderzoek en het laten opmaken van een persoonlijkheidsonderzoek.
Wijst af het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 mei 2019.
[…]