ECLI:NL:GHAMS:2019:1702
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Iedema
- J.H.C. van Ginhoven
- M.J.A. Duker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2018. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging vernietigd. Het hof oordeelt dat, gelet op de omstandigheden van de zaak en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, het raadzaam is om in deze zaak geen straf of maatregel op te leggen. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 9a, 43a, 57, 63, 184, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, aangezien in een gelijktijdig behandelde zaak reeds op deze vordering was beslist. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.