ECLI:NL:GHAMS:2019:1702

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-003769-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2018. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging vernietigd. Het hof oordeelt dat, gelet op de omstandigheden van de zaak en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, het raadzaam is om in deze zaak geen straf of maatregel op te leggen. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 9a, 43a, 57, 63, 184, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, aangezien in een gelijktijdig behandelde zaak reeds op deze vordering was beslist. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003769-18
datum uitspraak: 17 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684168-18 en 13-701049-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf, de toepasselijke wettelijke voorschriften en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof overweegt als volgt.
In de zaak met parketnummer 23-000575-19, die ter terechtzitting in hoger beroep gelijktijdig maar niet gevoegd is behandeld met de onderhavige zaak, beslist het hof de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen. Gelet op het voorgaande en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht acht het hof het raadzaam te bepalen dat in de onderhavige zaak geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9a, 43a, 57, 63, 184, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het hof zal het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van het ten aanzien van de bij dat vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2018, parketnummer
13-701049-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, niet-ontvankelijk verklaren, nu het hof in de zaak met parketnummer 23-000575-19, die ter terechtzitting in hoger beroep gelijktijdig maar niet gevoegd is behandeld met de onderhavige zaak, reeds heeft beslist op deze vordering tot tenuitvoerlegging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-701049-18.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 mei 2019.
[…]