ECLI:NL:GHAMS:2019:1701

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-002451-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake meermalen gepleegde diefstal en vorderingen benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2018. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1983, werd beschuldigd van meermalen gepleegde diefstal, waaronder diefstal door middel van verbreking. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een sjaal en meerdere geldbedragen uit verschillende hotels in Amsterdam. Het hof heeft de vrijspraak uitgesproken voor een van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de telefoon door misdrijf was verkregen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal op geraffineerde wijze, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade voor de slachtoffers. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002451-18
datum uitspraak: 17 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701316-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1983,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Amsterdam (meermalen) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een sjaal, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of
- een telefoon, toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2018 tot en met 18 februari 2018 te Amsterdam (meermalen) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- op 25 januari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 3] ,
- op 31 januari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 4] ,
- op 3 februari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 5] ,
- op 14 februari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 6] ,
- op 18 februari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 7] ,
in elk geval (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij (telkens) zich de toegang tot die/dat weg te nemen geld heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking en/of valse sleutel (het gebruik maken van de sleutel in de kassa zonder daartoe gerechtigd te zijn);
3.
primair:
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung S8), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon (een Samsung S8, toebehorende aan [benadeelde 3] ) heeft verworden en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon (merk/type iPhone, toebehorende aan [benadeelde 4] ) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 4

Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de telefoon door misdrijf was verkregen. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegdebepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen oogmerk had zich de sjaal wederrechtelijk toe te eigenen en dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat de verdachte degene is geweest die de telefoon heeft gestolen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof acht de diefstal van de sjaal op grond van na te noemen bewijsmiddelen bewezen en het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, namelijk dat hij door een vergissing de sjaal van het slachtoffer droeg, niet aannemelijk.
Op het moment dat de verdachte werd aangehouden droeg hij een sjaal die niet van hem was, terwijl van een eigen sjaal op de boot niet is gebleken en hij geen enkele reden had zich op deze boot, waar een besloten feest plaatsvond, te bevinden.
Op de camerabeelden van de sportwinkel [naam 1] is te zien dat de telefoon van aangeefster [benadeelde 2] op 19 februari 2018, terwijl zij aan het werk was, wordt weggenomen. De dader komt met zijn rechterarm achter de kassa, waar de telefoon ligt, en stopt vervolgens een witte telefoon in zijn broekzak. Deze persoon wordt door een verbalisant aan de hand van de camerabeelden herkend als de verdachte. Een paar uur later is de verdachte aangehouden op de boot. Bij de verdachte is de telefoon van aangeefster [benadeelde 2] aangetroffen. Hij droeg ten tijde van zijn aanhouding schoenen en bovenkleding die sterke gelijkenis vertonen met de kleding van de dader op de camerabeelden.
Gelet op het voorgaande acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het oogmerk had de sjaal te stelen en dat het de verdachte is geweest die de telefoon heeft gestolen. Dat de aangeefster [benadeelde 2] verklaart dat de man die zij in de winkel heeft gezien mogelijk een bril droeg, maakt dit niet anders.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegdebepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van het dossier niet vastgesteld kan worden dat het de verdachte is geweest die de diefstallen heeft gepleegd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat tussen 25 januari 2018 en 18 februari 2018 een vijftal diefstallen bij hotels zijn gepleegd. Telkens kwam een man het hotel binnen, ging naar boven, en kwam enkele ogenblikken later weer naar beneden. Hij meldde bij de receptie dat op de bovenliggende verdiepingen hulp nodig was, omdat iemand lag te slapen of onwel was geworden. Zodra de receptioniste of nachtportier de kassa had verlaten, opende hij de kassalade of brak de kassalade open en stal een geldbedrag.
Verbalisanten hebben in meerdere processen-verbaal gerelateerd dat zij de man op de beelden herkennen als de verdachte. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de op ambtseed en/of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Bovendien zijn de camerabeelden van Hotel [naam 3] en Hotel [naam 7] van dermate goede kwaliteit, dat een herkenning op basis van die camerabeelden zeer goed mogelijk is. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat de modus operandi van de dader bij alle diefstallen aan elkaar gelijk is. Gelet op het voorgaande acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die de diefstallen bij de vijf hotels heeft gepleegd. De enkele door de raadsman overgelegde e-mail van een medewerker van het [naam 3] hotel, waarin staat dat de dader “Nederlandstalig, zonder een erg uitgesproken accent” was, doet daar zonder meer niet aan af.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegdebepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van het dossier niet vastgesteld kan worden dat het de verdachte is geweest die de telefoon heeft gestolen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 17 februari 2018 is de telefoon van aangeefster [benadeelde 3] gestolen. Twee dagen later wordt de verdachte aangehouden en de telefoon bij hem aangetroffen. De aangeefster heeft de verdachte op een foto herkend als de man die haar telefoon heeft gestolen. Zij herkende de verdachte aan zijn gezicht en zijn ogen. Op basis van de herkenning door de aangeefster van de verdachte, haar aangifte en het aantreffen van de telefoon bij de verdachte acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die de telefoon heeft gestolen. Daarbij merkt het hof op dat de herkenning van de verdachte door aangeefster met de nodige behoedzaamheid bij de bewijsvoering behoort te worden betrokken, maar naar het oordeel van het hof niettemin steun geeft aan het overige bewijs dat de verdachte, die de telefoon voorhanden had, ook degene is geweest die de telefoon twee dagen ervoor heeft gestolen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 februari 2018 te Amsterdam meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een sjaal, toebehorende aan [benadeelde 1] en
- een telefoon, toebehorende aan [benadeelde 2] .
2.
hij in de periode van 25 januari 2018 tot en met 18 februari 2018 te Amsterdam meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- op 25 januari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 3] ,
- op 31 januari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 4] ,
- op 3 februari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 5] ,
- op 14 februari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 6] ,
- op 18 februari 2018 geld, toebehorende aan Hotel [naam 7] ,
waarbij hij (in de Hotels [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] ) dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3.
primair:
hij op 17 februari 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung S8), toebehorende aan [benadeelde 3] .
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer PLI300-2018036711-1 van 19 februari 2018
in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 4-5). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [benadeelde 1]:
Op 19 februari 2018 was ik op een besloten feest aan boord van een partyboot te
Amsterdam. Ik had mijn sjaal van het merk Ralph Lauren die blauw was van
kleur in de linkermouw van mijn jas gedaan. Nadat het feestje was afgelopen, zag
ik dat mijn sjaal niet meer in mijn jas zat. Ik zag dat een persoon een donkerblauwe sjaal
om had die erg veel leek op mijn sjaal.
2. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer P1I300-2018037860-1 van 21 februari 2018
in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 7-8). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaringen van [benadeelde 2] en als mededeling van verbalisant:
Op 19 februari 2018 was ik in de sportwinkel [naam 1] te Amsterdam. Ik legde
mijn telefoon in de oplader, achter de toonbank. Omstreeks 18:15 uur kwam ik
erachter dat mijn telefoon niet meer in de oplader zat.
Ik, verbalisant, heb de telefoon aan aangever laten zien. Ik hoorde haar verklaren: ‘Ik herken mijn telefoon en ik herken ook mijn achtergrond.’
Telefoon Samsung S6, wit, imei: [nummer 1] .
3. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018036711-4 van 20
februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 45-46). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op 19 februari 2018 omstreeks 22.00 uur stapten wij op het schip. Wij hebben [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] te [geboorteplaats] staande gehouden. Ik zag dat
verdachte diverse dure telefoons bij zich had. Hierop hoorde ik één van de gasten
zeggen dat de sjaal die verdachte om had, niet van verdachte was, maar van hem. Ik
hoorde verdachte zeggen dat hij een vergissing had gemaakt met de sjaal, deze was
inderdaad niet van hem.
4. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018036711-20 van 21 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 67-73). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 19 februari 2018 werd in [naam 1] te Amsterdam een diefstal gepleegd. Er bestaan camerabeelden van dit incident. Ik zie hierop dat de man om 17.49 uur naar de
achterkant van de kassa toeloopt. Ik zie dat de man zijn rechterarm uitsteekt.
Terwijl de man zijn arm weer naar zich toehaalt, zie ik dat de man een witte
telefoon in zijn hand heeft. Ik zie dat de man de winkel verlaat. De verdachte is
door een andere collega herkend als: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1983 te
[geboorteplaats] .
5. Een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer PL1300-2018036711-7, rapporteur [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 166-167). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Beslagene: [verdachte] , geboren op 1 januari 1983 te langer (Marokko).
Volgnummer 1: Telefoon Samsung S6 (wit), imei nummer: [nummer 1] .
6. De eigen waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2019 inhoudende:
- De bovenkleding van de persoon op de camerabeelden van [naam 1] , zoals is te zien op
p. 70 vertoont qua kleur en vorm sterke gelijkenis met de bovenkleding die de verdachte bij zijn aanhouding droeg, zoals is te zien op p. 61;
- De schoenen die de persoon op de camerabeelden droeg, zoals is te zien op p. 72,
vertonen qua kleur en teken op de zool sterke gelijkenis met de schoenen die de
verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding, zoals is te zien op p. 64.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
7. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer PL1300-2018033101-1 van 14 februari 2018
in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 13-14). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [aangever 1]:
Ik doe hierbij aangifte van diefstal uit mijn hotel genaamd [naam 6] op 14 februari
2018. De volgende goederen zijn weggenomen: geld (1035 euro). De man heeft met een
vork de kassalade geforceerd.
8. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018033101-3 van 19 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina’s 24-25). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik zag op de bewegende beelden het volgende. NN stapt op 14 februari 2018 het Hotel
[naam 6] te Amsterdam binnen. De receptionist stapt weg uit de receptie. NN
gaat achter de receptie. Hij is aan het trekken aan iets onder de receptie. NN
verlaat de receptie.
9. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer PL1300-2018022666-1 van 31 januari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina’s 26-28). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [aangever 2]:
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van 130,- euro uit het [naam 3] Hotel te
Amsterdam op 25 januari 2018.
10. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018033101-2 van 19 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina’s 74-75). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik zag op de bewegende beelden van Hotel [naam 3] het volgende. NN komt
Op 25 januari 2018 omstreeks 18.00 uur binnen en loopt naar de receptie. De receptionist
verlaat de receptie. NN staat op en loopt naar de receptie. NN opent een lade achter de
receptie en doorzoekt een kistje. NN pakt een stapeltje papiergeld uit het kistje en loopt
richting de hoteldeur en stopt het geld in zijn broekzak.
11. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer PL1300-2018022823-1 van 1 februari 2018
in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina’s 30-32). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [aangever 3]:
Ik doe aangifte van een diefstal uit de kassa van Hotel [naam 4] te
Amsterdam op 31 januari 2018. Het bedrag dat uit de kassa is ontvreemd bedraagt
175 euro.
12. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018022823-5 van 14 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina’s 92-93). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik zag op de bewegende beelden van Hotel [naam 4] (het hof begrijpt: van 31 januari
2018) het volgende. NN kijkt achter de balie als de baliemedewerkster van haar plaats is.
NN steekt een schaar tussen de balie en de kassalade en wrikt deze open. NN heeft de
kassalade geopend en pakt papiergeld uit de kassalade. NN doet vervolgens nog een
greep in een vakje met muntgeld en verlaat de lobby van het hotel.
13. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer PL1300-2018024742-1 van 6 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina’s 33-34). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [aangever 4]:
Ik doe aangifte van een delict dat plaatsvond op 3 februari 2018 bij [naam 5]
te Amsterdam. Ik kwam terug bij de receptie en ik zag dat de kassalade was
opengebroken. De man heeft 201,- euro buitgemaakt uit de kassa.
14. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018024742-2 van 20 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina 102). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik zag op de bewegende beelden van [naam 5] Hotel het volgende. NN komt op 3
februari 2018 het [naam 5] Hotel binnen gelopen. NN is nadat de nachtportier is
weggelokt achter de receptie gelopen. NN rommelt aan de kassalade. NN heeft de
kassalade geopend en pakt daar papiergeld uit. NN verlaat het hotel.
15. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer PL1300-201$035926-1 van 23 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [aangever 5]:
Ik doe aangifte van diefstal op 18 februari 2018 uit Hotel [naam 7] te
Amsterdam. Er is een bedrag van 370,- euro weggenomen.
16. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018036711-11 van 20 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (doorgenummerde pagina 47). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik heb een foto uit het SKDK in de zaak 2018036711 (het hof begrijpt: feit
1) bekeken. Ik herkende verdachte [verdachte] direct voor de volle 100% aan zijn
gezicht, neus en baard als de verdachte die op de aandachtvestigingen staat in de
zaken 201822666 (het hof begrijpt: de zaak [naam 3] Hotel), 2018022823
(het hof begrijpt: de zaak Hotel [naam 4] ), 2018024742 (het hof begrijpt: de
zaak [naam 5] Hotel) en 2018033101 (het hof begrijpt: de zaak Hotel
[naam 6] ).
17. Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met nummer PL1300-2018035926-2 van 8 maart 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 18 februari 2018 heeft een man in Hotel [naam 7] geld uit de kassa
weggenomen. De persoon op de desbetreffende afbeelding herken ik als [verdachte]
, geboren op [geboortedag 1] 1983 te [geboorteplaats] .
18. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018036711-18 van 21 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 15] en [verbalisant 16] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Op 21 februari 2018 hebben wij de verdachte verhoord ter zake meerdere diefstallen uit
hotels (
het hof begrijpt: de voornoemde hotels behalve Hotel [naam 7]). Wij
herkennen de persoon op de stills van de betreffende diefstallen als de door ons
verhoorde verdachte, namelijk aan zijn gezicht, neus, haar en kapsel, snor, baard en
postuur.
19. Eigen waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2019.
Het hof neemt waar dat de beelden van het [naam 3] hotel op p. 77 en 78 en van
hotel [naam 7] op p. 83 van goede kwaliteit zijn.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
20. Een proces-verbaal van aangifte, met nummer PL1300-037817-1 van 21 februari 2018 in
de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 17] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [benadeelde 3]:
Op 17 februari 2018 was ik in Amsterdam en ik zat met mijn telefoon (Samsung
S8, zilverkleurig) in mijn hand. Een man kwam binnen en hij greep meteen mijn
telefoon uit mijn handen. De man rende naar buiten.
21. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2018036711-22 van 22 februari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 15] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Aangeefster [benadeelde 3] deed aangifte van diefstal van haar telefoon Samsung S8,
zilverkleurig ( [nummer 2] ). Ik heb [benadeelde 3] een foto getoond van de ID staat
van verdachte [verdachte] . geboren op [geboortedag 1] 1983 te [geboorteplaats] .
Ik hoorde dat [benadeelde 3] antwoordde: ‘Ja, hij heeft het gedaan. Ik herken zijn gezicht,
ogen. Hij was degene die de telefoon van mij heeft gestolen.’
22. Een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer PLI300-2018036711-8, rapporteur [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 169-170). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1983 te [geboorteplaats] .
Volgnummer 1: Samsung, zilverkleurig, serienummer: [nummer 2] .
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 (voor zover het betreft de Hotels [naam 7] en [naam 3] ) bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 (voor het overige) bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan diefstal. Hij heeft tweemaal een telefoon gestolen, heeft op een besloten feest een sjaal gestolen en heeft van vijf hotels geld uit de kassa gestolen. Het hof rekent de hoeveelheid diefstallen de verdachte ernstig aan. De verdachte is op zeer geraffineerde wijze te werk gegaan en heeft door zijn handelen meerdere personen en hotels schade berokkend. De verdachte heeft zo te kennen gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Door deze diefstallen te plegen heeft de verdachte niet alleen schade en hinder veroorzaakt, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving gecreëerd. Gelet op het voorgaande acht het hof een vrijheidsbenemende straf van lange duur passend. Nu het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en de verdachte voor het onder 4 ten laste gelegde feit vrijspreekt, ligt een matiging van de straf zoals die is opgelegd door de rechtbank in de rede.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [naam 3] Hotel

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 130,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij Hotel [naam 4] .

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 215,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam 5] Hotel

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 334,13. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [naam 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 3] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 130,00 (honderddertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam 3] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 130,00 (honderddertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 januari 2018.
Vordering van de benadeelde partij Hotel [naam 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Hotel [naam 4] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 215,00 (tweehonderdvijftien euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam 4] ., ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 215,00 (tweehonderdvijftien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 januari 2018.
Vordering van de benadeelde partij [naam 5] Hotel
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 5] Hotel ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 334,13 (driehonderdvierendertig euro en dertien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam 5] Hotel, ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 334,13 (driehonderdvierendertig euro en dertien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 februari 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 mei 2019.
[…]