ECLI:NL:GHAMS:2019:1700

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-000585-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in een hotelkamer met vrijspraak in eerste aanleg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 februari 2018 in Amsterdam, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een hotelkamer van het Grand Hotel, zich tegen de wil van de rechthebbende bevond en met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een geldbedrag van 565 euro heeft weggenomen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat een vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is, gezien de impact van het delict op het slachtoffer en de schending van het eigendomsrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000585-18
datum uitspraak: 17 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701223-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover thans nog in hoger beroep aan de orde, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 februari 2018 te Amsterdam om (ongeveer) 5 uur 's ochtends, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een hotelkamer gelegen in Grand Hotel [naam], alwaar verdachte zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 565 euro en/of 35 pond, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; Artikel 311 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 februari 2018 te Amsterdam om (ongeveer) 5 uur 's ochtends, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een hotelkamer gelegen in Grand Hotel [naam], alwaar verdachte zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 565 euro, toebehorende aan [benadeelde].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft midden in de nacht de hotelkamer van het slachtoffer betreden. Waarna hem, door het overdonderde slachtoffer, verteld werd weg te gaan. Hij heeft in de hotelkamer een geldbedrag uit haar portemonnee gehaald en is vervolgens vertrokken. Door aldus te handelen heeft hij het slachtoffer overvallen, schrik aangejaagd en gevoelens van onveiligheid doen ontstaan. Dit soort vermogensdelicten zorgen naast schade ook voor veel hinder. De verdachte heeft met zijn handelen tevens een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen aan de dag gelegd. Het hof rekent dit de verdachte aan en oordeelt dat een vrijheidsbenemende straf, gelet op het voorgaande alleszins gerechtvaardigd is.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals naar voren gebracht ter terechtzitting in hoger beroep, aanleiding zijn voor het matigen van de duur van de vrijheidsstraf ten opzichte van de straf van de politierechter.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden volstaan met andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Nu het hof geen voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen is de op te leggen gevangenisstraf hoger dan het onvoorwaardelijke deel van de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 mei 2019.
[…]