ECLI:NL:GHAMS:2019:1699

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-000510-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zakkenrollerij met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was beschuldigd van (medeplegen van) zakkenrollerij. De tenlastelegging omvatte het stelen van een telefoon en een paspoort op 20 januari 2019 te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 26 maart en 3 mei 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en de bewijsmiddelen gewogen. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met een medeverdachte de telefoon van benadeelde 1 had gestolen en het paspoort van benadeelde 2 had weggenomen. De verdachte werd vrijgesproken van een derde tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat de telefoon die bij hem was aangetroffen, de gestolen telefoon betrof. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact van zakkenrollerij op slachtoffers, vooral in een toeristische omgeving als Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000510-19
datum uitspraak: 17 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-016879-19 tegen
[verdachte],
zoals ter terechtzitting opgegeven: geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 maart 2019 en 3 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan B.C. [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een paspoort, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een telefoon heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niets met de diefstal te maken had. Hij heeft de gestolen telefoon, die aan hem werd overhandigd door de medeverdachte, onmiddellijk op de grond gelegd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
In de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] wordt het handelen van de verdachte en de medeverdachte uitgebreid beschreven. De verdachte heeft nauw samengewerkt met de medeverdachte tijdens de diefstal. De verdachte heeft het slachtoffer op het moment van de diefstal afgeleid. Hij liep kort hierna met versnelde pas weg. Enkele ogenblikken later is de verdachte door de verbalisanten aangehouden. Tijdens de aanhouding zag de verbalisant dat de verdachte een telefoon op de grond liet vallen. Dit bleek de telefoon van het slachtoffer te zijn. Gelet op het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals na te noemen, acht het hof de diefstal bewezen en de alternatieve verklaring van de verdachte, dat hij niets te maken wilde hebben met de diefstal en de telefoon onmiddellijk na het verkrijgen ervan op de grond heeft gelegd, onaannemelijk. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte het paspoort niet heeft gestolen. Het paspoort bevond zich al in de jaszak van de jas die de verdachte kort voor de aanhouding heeft omgeruild met zijn eigen jas.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Gelet op het zeer korte tijdsverloop, namelijk ongeveer 10 minuten, tussen het moment waarop het paspoort blijkens de aangifte is weggenomen en het moment dat de verdachte is aangehouden en in het bezit was van het betreffende paspoort, komt het hof tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte het paspoort heeft gestolen.
Het hof acht gelet daarop en na te noemen bewijsmiddelen de diefstal van het paspoort bewezen en acht de alternatieve verklaring van de verdachte, dat hij in voornoemde 10 minuten de jas met daarin het gestolen paspoort van een ander heeft gekregen en heeft geruild met zijn eigen jas en niet wist dat het paspoort zich in de jaszak bevond niet aannemelijk. Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer.

Vrijspraak

Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de telefoon, die bij de insluitingsfouillering bij de verdachte is aangetroffen, de bedoelde gestolen telefoon betreft en evenmin of het anderszins een gestolen telefoon betreft. Derhalve is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 januari 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon, die toebehoorde aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 20 januari 2019 te Amsterdam, een paspoort, dat toebehoorde aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019013667-5 van 20 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 14 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op 20 januari 2019 omstreeks 00:10 uur bevonden wij, verbalisanten, ons in burger
gekleed op het Damrak kruising Prins Hendrikkade te Amsterdam. Ik, 2e verbalisant, zag
twee mannen lopen, die later bleken te zijn:
- verdachte 1: [verdachte] en;
- verdachte 2: [medeverdachte].
Wij, verbalisanten, zagen een man en een vrouw aan komen lopen vanuit de richting van
de Dam. De vrouw, het slachtoffer, bleek later te zijn: [benadeelde 1]. De
man, de vriend van [benadeelde 1], bleek later te zijn: [naam].
Wij zagen dat verdachte 1 [naam] en [benadeelde 1] voorbij liep, zich omdraaide en
achter [naam] en [benadeelde 1] ging lopen. Wij zagen dat verdachte 2 zich aansloot bij
verdachte 1. Verdachte 2 liep rechts achter [benadeelde 1]. Verdachte 1 liep achter [naam]
. Verdachte 2 bewoog zijn linkerhand naar de rechterjaszak en haalde hieruit met
een vloeiende beweging een grijskleurig voorwerp, gelijkend op een mobiele telefoon.
Wij zagen dat verdachte 1 direct hierna [benadeelde 1] en [naam] aansprak, kennelijk
om het slachtoffer af te leiden. Wij zagen dat verdachten zich direct daarna omkeerden
en met versnelde pas de Zoutsteeg inliepen. Wij zagen dat [benadeelde 1] met haar handen in
haar zakken voelde en kennelijk ontdekte dat zij haar telefoon kwijt was. Wij zagen dat
[naam] achter verdachten aan rende. Ik, 2e verbalisant, sprak [benadeelde 1] aan en
maakte mij kenbaar als politieagent. Ik hoorde haar verklaren: ‘Please help me. Those
guys stole my telephone.’ Ik, 1e verbalisant, heb tezamen met een geüniformeerde post
verdachte 2 aangehouden. Ik, 2e verbalisant, heb tezamen met andere uniformposten
verdachte 1 aangehouden. Op het moment dat ik, 2e verbalisant, verdachte 1 vastpakte,
zag ik dat er een voorwerp uit zijn linkerhand op de grond viel. Ik, 1e verbalisant, zag
tijdens de aanhouding van verdachte 1 een grijskleurige telefoon van het merk Samsung,
type J8, op de grond liggen. Op de plaats waar de telefoon is opgeraapt, heeft de
toezichthouder Cameratoezicht, die live meekeek, een telefoon zien vallen en daar lagen
geen andere voorwerpen op de grond die overeen kwamen met een telefoon.
Bij de insluitingsfouillering werd bij [verdachte] aangetroffen:
- een Nederlands paspoort op naam van [benadeelde 2].
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019013667-28 van 22
januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 21 en 22). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 20 januari 2019 omstreeks 00:20 uur is een vrouw op het Damrak te Amsterdam
slachtoffer geworden van zakkenrollerij. Door Cameratoezicht zijn daarvan beelden
opgenomen. Ik, verbalisant, omschrijf die beelden als volgt:
20 januari 2019 om 00:19 uur:
Verdachte [verdachte] staat stil en spreekt verdachte [medeverdachte] aan. Langs hen lopen een
gearmde vrouw en man in de richting van het Centraal Station. De linkerhand van [medeverdachte]
gaat richting de rug van de vrouw die voor hem loopt. Beide verdachten lopen dicht op
de man en vrouw. [verdachte] probeert met versnelde pas naast de man te lopen. [medeverdachte]
loopt schuin achter de vrouw. [verdachte] spreekt de man aan. [medeverdachte] spreekt de vrouw
aan en heeft iets in zijn hand. [verdachte] spreekt de door lopende man aan. [medeverdachte] draait
zich om richting de Dam, terwijl hij het voorwerp voor zijn lichaam houdt. Beide
verdachten lopen richting de Dam. [medeverdachte] geeft het voorwerp aan [verdachte].
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
3. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019013667-1 van 20 januari
2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar
[verbalisant 1] (doorgenummerde pagina 7 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
[benadeelde 1]:
Ik doe aangifte van zakkenrollerij gepleegd te Amsterdam op 20 januari 2019 om 00:20
uur. Ik liep samen met mijn vriend van de Dam richting het Centraal Station. Ik deed
mijn telefoon in mijn rechterjaszak. Ik zag dat twee jongens achter mij aankwamen en
dicht achter mij liepen. Ik voelde direct dat één van hen met zijn hand in mijn
rechterjaszak ging. Ik merkte dat die man mijn telefoon uit mijn jaszak haalde. Ik draaide
mij om. Ik kan de man, die zijn hand in mijn jaszak stak en mijn telefoon wegnam,
omschrijven als een man met een getinte huidskleur, donker haar en een donkere jas. Ik
riep naar mijn vriend dat ik mijn telefoon kwijt was en dat ik wist wie het gedaan had. Ik
zag de twee mannen weglopen een steegje in.
Ik zag dat beide daders gingen rennen en dat twee andere mannen, die later van de politie
bleken te zijn, achter hen aanrenden. Mijn vriend en ik renden mee en zagen dat beide
daders werden vastgepakt en dat iets op de grond viel. Een agent raapte dat voorwerp op.
Toen ik dichterbij kwam herkende ik dat voorwerp als mijn telefoon. Door middel van
mijn vingerafdruk kan ik aantonen dat het mijn eigendom is. Aan niemand werd het recht
of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Noot verbalisant: Ik zie dat aangeefster de telefoon opent door middel van haar
vingerafdruk.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
4. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster met nummer PL1300-2019013667-24 van 21 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina 12 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
[benadeelde 2]:
Ik wil hierbij aangifte doen van de diefstal van mijn paspoort op 20 januari (het
hof begrijpt: 2019) omstreeks 00:10 uur te Amsterdam. Ik liep toen met een collega
vanaf mijn werk, [bedrijf], gevestigd op het [adres], over het
Damrak in de richting van het Centraal Station. Ik had mijn handtas, met daarin mijn
paspoort, een klein beetje open staan. Omstreeks 00:11 uur liep er een groepje jongens
langs ons heen. Op dat moment voelde ik plotseling een hand in mijn handtas. Ik keek
gelijk in mijn tas en zag dat mijn paspoort daar niet meer in zat. Ik heb niemand
toestemming gegeven om mijn paspoort uit mijn handtas weg te nemen.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij in het centrum van Amsterdam. Hij heeft met een ander een telefoon en een paspoort uit een jaszak en een rugtas gestolen. Zij hebben de diefstallen op tamelijk geraffineerde wijze gepleegd. De verdachte heeft kennelijk gehandeld met het oog op financieel gewin voor zichzelf en blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Zakkenrollerij veroorzaakt veel overlast, schade en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffer. Met name in de stad Amsterdam, waar veel toeristen zijn, komt zakkenrollerij veel voor en is zij daardoor een groot maatschappelijk probleem.
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof dat een vrijheidsbenemende straf alleszins gerechtvaardigd is. Het hof ziet, anders dan de raadsvrouw van de verdachte ter terechtzitting heeft bepleit, op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden tot verdere matiging van de duur van de vrijheidsstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M. Iedema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 mei 2019.
[…]